Op 14 juli in Frankrijk of 4 juli in de VS of 21 juli in
België of 11 juli in Vlaanderen kun je de tricolore, de stars and stripes, de driekleur
of de leeuwenvlag over de balustrade van je appartementsbalkon uithangen, ten
einde ten overstaan van de passanten beneden in de straat je
vaderlandslievendheid te etaleren. ’t Is een van de weinige uitingen van
patriottisme die nog als enigszins oorbaar wordt aanvaard in deze tijd waarin
zowat elk openlijk vertoon van aanhorigheid verdacht lijkt, behalve dan –
uiteraard – aan auto- of kledingmerken, aan smartphones, aan alle tekenen van
welstand en status.
Sommige facebookvrienden – of laat ik hen
facebookcontactpersonen noemen – signaleerden mij eergisteren dat ze op de
Vlaamse feestdag opvallend weinig Vlaamseleeuwenvlaggen
zagen uithangen. Ik heb het zelf niet kunnen verifiëren want op een
wandelingetje naar de bakker en een fietsrit langs het kanaal, waar geen huizen
zijn, na, ben ik die dag niet buiten de deur geweest en heb ik bijgevolg geen
representatief vlaggenvertoon kunnen waarnemen. Uiteraard schuw ik elke door de
overheid aangezwengelde viering. Ik heb wel even de televisie aangezet, waardoor
ik kon zien dat Ingeborg een Vlaams zangfeest op de Grote Markt van Antwerpen afsloot
met haar evergreen ‘Door de wind en door de regen’. Het waaide, maar het
regende niet. Soit, het is nu eenmaal een droge zomer. Tot nu toe, het kan rap
veranderen en wacht maar tot ik op vakantie vertrek.
Enfin, een inleiding van twee alinea’s omdat ik het even
over de Vlaamseleeuwenvlag wil hebben. Je zou het een omcirkelende beweging
kunnen noemen. Ik wil het levensgrote probleem dat met die vlag bestaat aankaarten
zonder zelf een ideologische stelling in te nemen. Maar ik zal toch de
ik-persoon moeten handhaven. Dat bekt gemakkelijker en het houdt de lezer
dichter bij de les.
Ik ben geen flamingant. Ik ben geen Vlaams-nationalist (wat
nog niet betekent dat ik een belgicist ben). Maar ik ben wel een Vlaming want
ik ben in Vlaanderen geboren en in het Vlaams opgevoed, wat, zoals we allemaal
weten, een variant is van het Nederlands, en ik ben gepokt en gemazeld door wat
je mild generaliserend de Vlaamse cultuur zou kunnen noemen – wat die dan ook
zou mogen behelzen, daar moeten we het eens over hebben als we heel veel tijd
hebben. In ’t kort gezegd komt het voor mij hierop neer dat er evenveel
Breughel als Sleen in mij zit, evenveel Claes (Ernest) als Claus (Hugo),
evenveel Claus (Emile) als Tuymans, evenveel Lanoye (Tom) als Delvoye (de
kunstenaar van de kakmachine), evenveel Versnick als Hedebouw, evenveel
Kampioenen als kampioenen, evenveel belfort als verkaveling, evenveel VTM als
VRT, evenveel biefstuk als garnaalkroket, evenveel Apache als Nieuwsblad – en
zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Vlaanderen is een rijk amalgaam, een
potpourri, een spiegelpaleis met voldoende perspectieven om je, in welke
richting je ook kijkt, altijd wel ergens voldoende mee verwant te voelen om je
mee te vereenzelvigen. En laten we het vooral zo houden, zou ik zeggen.
Maar ik heb wel een probleem met de Vlaamseleeuwenvlag, die
op de Vlaamse feestdag wordt gebruikt om toch enig enthousiasme op te wekken en
de betrokkenen met enig gevoel van samenhorigheid op te zadelen. Want spontaan
lijken dat enthousiasme en die samenhorigheid bij de grote Vlaamse massa toch
niet in grote hoeveelheden op te duiken.
Mijn probleem met de Vlaamseleeuwenvlag is dat er twee zijn.
Je hebt de ‘officiële’ vlag van de Vlaanderen genaamde Belgische deelstaat. Die
toont op een gele achtergrond een zwarte leeuw met rode tong en rode klauwen: in goud een leeuw van sabel getongd en
geklauwd van keel, zoals het Vlaamse decreet dat deze kwestie regelt
stipuleert. Daarnaast, of daartegenover, staat de door Vlaams-nationalisten en
Vlaams Belangers (vroeger Blokkers, maar nu een andere naam gebruikend wegens
veroordeeld voor racisme) gevendelzwaaide integraal zwarte leeuw op een gele
achtergrond. Deze vlag wordt ‘de vlag van de Vlaamse Beweging’ genoemd.
Visueel is het verschil gering, maar dat kan niet worden
gezegd van de ladingen die deze vlaggen dekken. Over die ladingen heb ik het
hier even niet, wel over het klein verschil en de gevolgen daarvan voor het
gebruik. Ik vind namelijk symbolen zeer belangrijk, en symboolblindheid een
zware aandoening. Ik pleit derhalve voor symboolhygiëne.
Als een federale staatssecretaris de – hoe zal ik het
zeggen? – minst federale van beide
vlaggen gebruikt om op de sociale media zijn vreugde over zijn Vlaamse feestdag
uit te dragen, dan is dat een bewuste provocatie. Die man kent ook het
verschil, en wéét dat hij symboolpuristen op stang jaagt.
Deze bewuste vermenging van beide symbolen is al een paar
jaar aan de gang. Om het bij medische termen te houden: we hebben het hier over
contaminatie, besmetting. En zoals dat met contaminatie gaat: het maakt vlekken
en er blijft altijd iets plakken.
Het is goed te beseffen dat er bij dat dooreenhaspelen van de
twee leeuwenvlaggen van eenrichtingsverkeer sprake is. Het is niet die van sabel getongd en geklauwd van keel
die oneigenlijk wordt gebruikt in, zeg maar, extreem-nationalistische
contexten, neen, het omgekeerde doet zich voor: we zien te pas en te onpas de
homogeen zwarte leeuw waar we redelijkerwijs de van keel getongde en geklauwde vlag
zouden mogen verwachten. De provocatie van Francken is een recent voorbeeld,
maar we kennen het verschijnsel al zeer lang. Ik denk aan de flamingante vereniging
Vlaanderen Vlagt, waarvan het hoofddoel was om zo zichtbaar mogelijk met
Vlaamseleeuwenvlaggen in beeld te komen, n’importe
où – maar het meest aan den arrivée van wielerwedstrijden. Uit het Wikipedia-lemma: ‘[deze
organisatie] was niet onbesproken. Ze gebruikte voornamelijk de
Vlaams-nationalistische geel-zwarte vlag van de Vlaamse Beweging. De
tegenstanders hekelden [deze] vlaggen omwille van de politieke betekenis
hiervan, de belemmering van het zicht voor de kijkers en het hinderen van de
deelnemers aan de sportevenementen.’ De vereniging werd in 2010 opgedoekt, maar
daarmee verdwenen de vlaggen langs het parcours van wielerwedstrijden nog niet.
Veel mensen staan er nu uit zichzelf mee te zwaaien, en de meeste van die
mensen zijn zich allicht niet bewust van het feit dat de ene vlag de andere
niet is.
Supporterden die Vlaamse Vlaggers voor Vlaamse coureurs, ook
wel flandriens genaamd? Neen, zij supporterden
voor zichzelf en voor hun zaak. Je zou het hun volste recht kunnen noemen, maar
mij geeft het toch het vervelende gevoel dat je kunt hebben als op je feestje een
ongenode gast zijn glas nog eens laat bijschenken. ‘Wie is die man?’ vraag je
aan je vrouw. ‘Weet ik niet,’ antwoordt ze, ‘ik dacht dat hij een van jouw
vrienden was.’
Tussen haakjes: ik weet het niet zeker maar ik heb me ooit
laten vertellen, of ik las het ergens, dat de vereniging Vlaanderen Vlagt subsidies
kreeg van een of andere Vlaamse overheid. Maar ik kan mij vergissen. Vergeef me
als dit een lapsus is.
Ik kom tot wat voor mij de kern van de zaak is. En die kern
is gewichtiger dan hij lijkt.
Contaminatie kan ziek maken. De extreme leeuwenvlag besmet
de officiële leeuwenvlag en maakt hem in grote mate onbruikbaar. Dát is mijn
punt. Beide vlaggen gelijken te zeer op elkaar. Van op straat kun je eentje die
op de zevende verdieping aan een balustrade hangt niet met zekerheid
determineren. Maar wat erger is: je kunt de ene niet zien zonder de andere
erbij te denken, en meteen alles waar hij voor staat. Dat bezorgt Vlamingen die
geen flamingant zijn een ongemakkelijk gevoel. Een facebookvriend schreef op 11
juli (ik parafraseer uit mijn hoofd): ‘Ik zie vandaag weinig leeuwenvlaggen. Ik
denk dat veel mensen hun vlag niet uithangen
uit vaderlandsliefde.’ Ergens anders, ook op facebook, zag ik een interview met
een – uiteraard belgicistische – verzetsstrijder opduiken: ‘Ik spuw op die
leeuwenvlag.’ Dat is een stoute uitspraak, je mag nooit spuwen op vlaggen, maar
wat mij interesseert is dat de man kennelijk niet het onderscheid maakte tussen
de zwarte en de officiële leeuw. En ik zag ook, eveneens op de Vlaamse feestdag
11 juli, een uitnodiging opduiken, alweer door Theo Francken gepost, voor een
viering met gratis vaten, aangeboden door mandatarissen van beide
Vlaams-nationalistische partijen, broederlijk en zusterlijk door elkaar
geklutst, en door organisaties van allerlei allooi, van gematigd tot extreem
flamingant. Ieder met zijn wimpel, ieder met zijn vlag.
Ik kan de Vlaamse Gemeenschap alleen maar adviseren die
leeuwenvlag op te plooien en een andere vlag te kiezen. De vlek krijg je er toch
niet meer uit. Bewaar in die nieuwe vlag de kleuren – geel en zwart (met een
rood accent) – maar laat die leeuw weg. Per slot van rekening doet dat beest
toch maar aan Middeleeuwen en heraldiek en kruistochten denken – en hebben de
meeste volwassen staten niet als vlag een eenvoudige compositie van banen of
strepen? Bij mijn weten zwaaien in Europa enkel nog Welshmen met een draak en Albanezen
met een tweekoppige arend. En ja, de Walen hebben hun haan. Albanië is in dat
gezelschap de enige volwaardige staat. De andere zijn regio’s. Op subregionaal
niveau, bijvoorbeeld Franse departementen of provincies bij ons en in
Nederland, heb je ook een hele heraldieke diergaarde. De regel is: hoe lager
het niveau, hoe meer beesten. Dus, Vlaanderen, wees een volwaardige natie en
hanteer een geometrisch-abstracte vlag. Laat die leeuw los!