zaterdag 1 juli 2017

brief aan Koenraad Goudeseune



Beste Koenraad,

Eergisteren hadden we het op Facebook over de woning van Jeroen Brouwers. De tekst die ik daarover had geschreven, kreeg veel instemming. Jij gaf wat tegengas – wat ik je zeker niet kwalijk neem, integendeel. Je schreef:

‘Een schrijver doe je niet zozeer eer aan door van zijn woonst een museum te maken waar we met z'n allen op schrijvers geboortedag ter pelgrimage zullen togen, maar door zijn werk levendig te houden. Wat het werk van Jeroen Brouwers betreft, dat is (overigens geheel terecht) haast integraal beschikbaar in de boekhandel, meer zelfs: het is er nooit weg geweest. Ieder boek van zijn hand wordt door de literaire kritiek een waar meesterwerk genoemd. Er zijn in de Nederlandse letteren weinig schrijvers die zoveel eer worden gedaan als Jeroen Brouwers. Opnieuw gehéél terecht. Maar doen alsof de afbraak van een zonevreemde woning waar de schrijver domicilie wist zo ongeveer de grootste schanddaad na het bombardement op Dresden is, vind ik overtrokken. Willy Spillebeen, auteur van een hoogstaand oeuvre, van diens hand vind je geen enkele titel nog in de boekhandel. En daarover kraait niemand. En wie weet woont de vergeten man in een sociaal appartement aan de rand van een akelige stad.’

Ik was blij met die aanvulling, en dat liet ik je ook weten:

‘Ik ken het werk van Willy Spillebeen niet – misschien is dit een aanzet, Koenraad. Waarvoor dank. Maar het is niet omdat er andere zaken nog erger zijn dat je het ene niet kunt aankaarten. Anders kunnen we ons alleen maar met het allerergste bezighouden. Overigens is het niet juist dat Brouwers’ oeuvre altijd beschikbaar is gebleven. Het werd nogal brutaal verramsjt en pas na zijn overstap naar Atlas werd hij beter in de markt geplaatst. En wat Dresden betreft: Hamburg en Maagdenburg waren ook erg. En vergeet Hiroshima niet.’

Dat laatste was natuurlijk als grapje bedoeld. Toch wil ik er nog even op doorgaan, want het toeval – dat, zoals we weten, eigenlijk nauwelijks bestaat – wil dat ik nu net een boek over de bombardementen op Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het lezen ben: Jörg Friedrich, De brand. En daarin, op bladzijde 449, tref ik de volgende zin:

‘Zelfs onder de willekeur van de terreur door de luchtaanvallen houdt de vormelijkheid van de ambtelijke procedure stand.’

De context is de volgende: de Duitse overheid – op dat moment van nazistische signatuur, dat is bekend – leverde enorme financiële en logistieke inspanningen om al wie door de geallieerde bombardementen getroffen was bij te staan. Dat ging, de befaamde Duitse Gründlichkeit indachtig, gepaard met heel wat papierwerk, reglementering, het uitschrijven van bonnetjes voor van alles en nog wat.

Ik vond het treffend om in één zin die twee totaal verschillende grootheden samengevoegd te zien: het blinde bommengeweld versus de uitermate nauwgezette ambtelijke procedures. Precies die twee grootheden die in jouw commentaar op mijn tekst over Brouwers’ huis aan bod kwamen. Neen, uiteraard is het naar de letter van de wet ten uitvoer brengen van een ambtelijke procedure niet ‘zo ongeveer de grootste schanddaad na het bombardement op Dresden’ – ik weet ook wel wat een hyperbool is – maar de toevallige samenloop van jouw uitspraak met mijn lectuur zette mij toch aan het denken. Valt er niet ergens, heel in de verte, heel onderhuids als het ware, bijna onzichtbaar in elk geval, een verwantschap te onderkennen tussen enerzijds de door mij aangekaarte wreedheid van het uit zijn huis zetten van een bejaarde schrijver door een – laat ons daarvan uitgaan – aliterair ambtelijk apparaat, en anderzijds zowel de schier wetenschappelijke precisie waarmee de Britten en Amerikanen hun vergeldingsacties op Duitse steden uitvoerden (met honderdduizenden gedwongen uithuiszettingen tot gevolg) alsook de verbeten systematiek waarmee de Duitse overheid – lijsten, geïnventariseerde noden, controles, bonnetjes voor soep, voor schoenen, voor huisraad, voor meubels, enzovoort enzovoort – haar bevolking probeerde bij te staan.

Ik weet het, Koenraad, dit is vergezocht en ik ben er ook nog niet helemaal uit – beschouw het als niet méér dan de neerslag van een denkoefening, op basis van de door jou gemaakte vergelijking.

Dan is er ook nog Spillebeen. Ik weet uiteraard wie Willy Spillebeen is, maar ik las nog nooit een boek van hem. Daarmee doe ik de man ongetwijfeld onrecht aan en aangezien jij zo hoog met hem oploopt, heb ik besloten om daar meteen iets aan te doen. Gisteren ging ik naar de Oxfam-uitdragerij hier om de hoek en kocht daar: Aeneas of De levensreis van een man (eerste druk, 1982), Doornroosjes honden (zevende druk, 1983) en De engel van Saint-Raphael (eerste druk, 1986) – …die drie samen voor 4 euro. Er stonden er nog meer (Cortez of de val, Drie x drempelvrees, De waarheid van Antonio Salgado…) maar ik moet een beetje rekening houden met plaats- en tijdsgebrek, dus heb ik die maar laten staan. Welke van de drie meegebrachte boeken moet ik volgens jou het eerst lezen, Koenraad?

En laat ons hopen dat Willy Spillebeen in zijn huis mag blijven wonen.

Dank je voor de inspirerende vergelijking en de tip.

Vriendelijke groet,