Eergisteren hadden we het op Facebook over de woning
van Jeroen Brouwers. De tekst
die ik daarover had geschreven, kreeg veel instemming. Jij gaf wat tegengas –
wat ik je zeker niet kwalijk neem, integendeel. Je schreef:
‘Een schrijver doe je niet zozeer eer aan door van zijn
woonst een museum te maken waar we met z'n allen op schrijvers geboortedag ter
pelgrimage zullen togen, maar door zijn werk levendig te houden. Wat het werk
van Jeroen Brouwers betreft, dat is (overigens geheel terecht) haast integraal
beschikbaar in de boekhandel, meer zelfs: het is er nooit weg geweest. Ieder
boek van zijn hand wordt door de literaire kritiek een waar meesterwerk
genoemd. Er zijn in de Nederlandse letteren weinig schrijvers die zoveel eer
worden gedaan als Jeroen Brouwers. Opnieuw gehéél terecht. Maar doen alsof de
afbraak van een zonevreemde woning waar de schrijver domicilie wist zo ongeveer
de grootste schanddaad na het bombardement op Dresden is, vind ik overtrokken.
Willy Spillebeen, auteur van een hoogstaand oeuvre, van diens hand vind je geen
enkele titel nog in de boekhandel. En daarover kraait niemand. En wie weet
woont de vergeten man in een sociaal appartement aan de rand van een akelige
stad.’
Ik was blij met die aanvulling, en dat liet ik je ook weten:
‘Ik ken het werk van Willy Spillebeen niet – misschien is
dit een aanzet, Koenraad. Waarvoor dank. Maar het is niet omdat er andere zaken
nog erger zijn dat je het ene niet kunt aankaarten. Anders kunnen we ons alleen
maar met het allerergste bezighouden. Overigens is het niet juist dat Brouwers’
oeuvre altijd beschikbaar is gebleven. Het werd nogal brutaal verramsjt en pas
na zijn overstap naar Atlas werd hij beter in de markt geplaatst. En wat
Dresden betreft: Hamburg en Maagdenburg waren ook erg. En vergeet Hiroshima
niet.’
Dat laatste was natuurlijk als grapje bedoeld. Toch wil ik
er nog even op doorgaan, want het toeval – dat, zoals we weten, eigenlijk
nauwelijks bestaat – wil dat ik nu net een boek over de bombardementen op
Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het lezen ben: Jörg Friedrich, De brand. En daarin, op bladzijde 449,
tref ik de volgende zin:
‘Zelfs onder de willekeur van de terreur door de
luchtaanvallen houdt de vormelijkheid van de ambtelijke procedure stand.’
De context is de volgende: de Duitse overheid – op dat
moment van nazistische signatuur, dat is bekend – leverde enorme financiële en
logistieke inspanningen om al wie door de geallieerde bombardementen getroffen
was bij te staan. Dat ging, de befaamde Duitse Gründlichkeit indachtig, gepaard met heel wat papierwerk,
reglementering, het uitschrijven van bonnetjes voor van alles en nog wat.
Ik vond het treffend om in één zin die twee totaal
verschillende grootheden samengevoegd te zien: het blinde bommengeweld versus de
uitermate nauwgezette ambtelijke procedures. Precies die twee grootheden die in
jouw commentaar op mijn tekst over Brouwers’ huis aan bod kwamen. Neen,
uiteraard is het naar de letter van de wet ten uitvoer brengen van een
ambtelijke procedure niet ‘zo ongeveer de grootste schanddaad na het
bombardement op Dresden’ – ik weet ook wel wat een hyperbool is – maar de
toevallige samenloop van jouw uitspraak met mijn lectuur zette mij toch aan het
denken. Valt er niet ergens, heel in de verte, heel onderhuids als het ware, bijna
onzichtbaar in elk geval, een verwantschap te onderkennen tussen enerzijds de
door mij aangekaarte wreedheid van het uit zijn huis zetten van een bejaarde
schrijver door een – laat ons daarvan uitgaan – aliterair ambtelijk apparaat, en anderzijds zowel de schier
wetenschappelijke precisie waarmee de Britten en Amerikanen hun
vergeldingsacties op Duitse steden uitvoerden (met honderdduizenden gedwongen
uithuiszettingen tot gevolg) alsook de verbeten systematiek waarmee de Duitse
overheid – lijsten, geïnventariseerde noden, controles, bonnetjes voor soep,
voor schoenen, voor huisraad, voor meubels, enzovoort enzovoort – haar bevolking
probeerde bij te staan.
Ik weet het, Koenraad, dit is vergezocht en ik ben er ook
nog niet helemaal uit – beschouw het als niet méér dan de neerslag van een
denkoefening, op basis van de door jou gemaakte vergelijking.
Dan is er ook nog Spillebeen. Ik weet uiteraard wie Willy Spillebeen is, maar ik las nog nooit een boek van hem. Daarmee doe ik de man ongetwijfeld onrecht aan en aangezien jij zo hoog met hem oploopt, heb ik besloten om daar meteen iets aan te doen. Gisteren ging ik naar de Oxfam-uitdragerij hier om de hoek en kocht daar: Aeneas of De levensreis van een man (eerste druk, 1982), Doornroosjes honden (zevende druk, 1983) en De engel van Saint-Raphael (eerste druk, 1986) – …die drie samen voor 4 euro. Er stonden er nog meer (Cortez of de val, Drie x drempelvrees, De waarheid van Antonio Salgado…) maar ik moet een beetje rekening houden met plaats- en tijdsgebrek, dus heb ik die maar laten staan. Welke van de drie meegebrachte boeken moet ik volgens jou het eerst lezen, Koenraad?
En laat ons hopen dat Willy Spillebeen in zijn huis mag
blijven wonen.
Dank je voor de inspirerende vergelijking en de tip.
Vriendelijke groet,