15 maart 2005
uit het nieuws
Hij zwaait met een fotokopie van een artikel uit de Franse
kwaliteitskrant Le Figaro. Hij leest voor. In het Frans, nota bene. Het
Vlaams-nationalistische kopstuk leest een Franse tekst voor! Daar zullen wel
een paar uurtjes denkwerk aan voorafgegaan zijn. En wat leest hij? Dat het een
schande is dat de Vlaamse overheden zo’n stuk subsidiëren. Een masturberende
bisschop en vier naakte vrouwen die hurkend plassen op de scène. Daar gaat het
Vlaamse belastinggeld naartoe. Onze impôts.
Dewinter scoort. (Het stuk waarvan sprake is, het zal u niet
verwonderen, van Jan Fabre; The crying body is dus blijkbaar in Frankrijk niet
onopgemerkt voorbijgegaan.)
Ik vind dat Dewinter, op dit punt althans, gelijk heeft. Dat
alles moet kunnen is een verkeerd begrepen interpretatie van de vrijheid van
meningsuiting. Ik vind niet dat alles moet kunnen. Ik vind niet dat acteurs
voor een volle zaal moeten masturberen. Quitte of ze nu ja dan neen als
bisschop zijn verkleed. Een dramaturg die zo’n expliciete beelden nodig heeft
is een zwakke dramaturg. Ik had Dewinter niet nodig om dat te weten. Ik heb al
langer esthetische bezwaren tegen dit soort bewust choquerende obsceniteiten,
tegen dit gebrek aan subtiliteit. Een masturberende bisschop in stelling
brengen als geschut tegen het klerikalisme is een strategische blunder.
Hé, wat is het lastig om toe te geven dat een onverknipte
fascist gelijk heeft. Ook al is het met betrekking tot een zeer omlijnde
kwestie.
Maar dat is niet alles. Het Fabre-argument kadert in een
veel bredere cultuurstrijd. Natuurlijk is het Blok niet zo dom dat ze weer
versleten en belegen en door elk weldenkend mens als verdacht gebrandmerkte
termen als ‘Entartete Kunst’ uit de kast zullen halen – maar au fond willen ze
wel dezelfde culturele revolutie ontketenen. De kunst die zij zullen
subsidiëren, mochten ze ooit de macht verwerven, zal in elk geval niet dat
soort op een kleine links-intellectuele incrowd mikkende zogenaamd
experimentele maar eigenlijk allang ingeburgerde politieke kritiek à la Fabre
zijn. Neen, het Blok wil opnieuw volkseigen, Vlaams, op een ruim publiek
afgestemd vertier in de door de overheid gesubsidieerde zalen.
En daar scoort Dewinter nogmaals. Want, zegt hij, is het zo
normaal dat in de drie Vlaamse stadstheaters, die toch heel wat overheidsgeld
opsouperen en uiteindelijk toch niet zo heel veel mensen bereiken, een soort
theater wordt gebracht dat de grote meerderheid afschrikt? Hoort het
experiment, lees: de kritiek, niet thuis in theaters die zich daar in
specialiseren? Moeten de door elke belastingbetaler – en daar maken in
Antwerpen de één op de drie ‘sinjoren’ die op het Blok stemmen deel van uit –
gefinancierde cultuurtempels werkelijk die kleine elite bedienen die zich
schurkt aan dat soort gemakkelijke fabreaanse kritiek op rechtse onverdraagzaamheid,
kerkelijke krampachtigheid en intellectuele bekrompenheid (en dat alles met de
doorzichtige sluier van de vrije meningsuiting als dekking)?
Ik aarzel nogmaals om deze gevaarlijke demagoog gelijk te
geven. Ik weet het niet zo goed. Maar wat ik wel weet is dat Dewinter deze
gemakkelijke opstap (twee open doelkansen benut) naar een veel breder opgevatte
repressieve cultuurpolitiek te danken heeft aan de kortzichtigheid van
kunstenaars à la Fabre. Het is niet omdat de vijand lomp is in zijn al dan niet
verborgen totalitaire wensen dat de kunstenaar-criticus niet subtiel en
omzichtig moet te werk gaan.