Het zette mij aan het denken. Het eerste wat mij voor ogen
kwam, was het beeld van een verstoord feest.
De bruidstaart is aangesneden, vuurglinsterstokjes kwamen
eraan te pas, de gekke nonkel heeft al een paar grappen verkocht, de neven
laten de eerste pintjes aanrukken om de dorst te lessen na al die wijn aan
tafel, iemand heeft de volumeknop aan de geluidsinstallatie al een eerste zwaai
naar rechts gegeven. En dan komt een groep jongemannen de zaal binnen. Hun
feest, in de aanpalende zaal van het hotel, is wellicht minder geslaagd, ze komen
hier hun licht eens opsteken. Niemand durft er iets van te zeggen.
Gastvrijheid, timiditeit, diversiteitsdenken ook want ze lijken niet van hier.
Een van hen graait in de restanten van het gebak, een ander vult een glas met
wat er in een van de flessen die op tafel is blijven staan is overgebleven. Een
derde steekt, ondanks het rookverbod, een sigaret op. Ze blijven wat hangen –
de gesprekken van de eigen feestgangers verlopen stiller. Kijk, daar is er een
die een volle fles heeft bemachtigd, en ze hebben ook al eigen glazen. Een
vierde spreekt een van de meisjes aan, ze schudt het hoofd. Een vijfde gaat
naar de dj, roept hem iets in het oor. De dj schudt ook van neen, waarop nummer
vijf aanstalten maakt om zelf achter de installatie te gaan staan. Het
bruidspaar kijkt elkaar aan, dit loopt fout. Wie gaat dit oplossen, voor het
uit de hand loopt?
Dat beeld hielp me om na te denken over ‘trollen’, en over
het effect van hun acties op diegenen die erdoor worden belaagd.