Van gisteren zou ik mij kunnen herinneren dat ik nog eens, voor het eerst sinds lang en opnieuw zonder kleerscheuren, in een boek voorbij een bladzijde 888 ben geraakt, en dat ik ’s avonds naar de Eikenberg fietste met het eerste celloconcerto van Saint-Saëns in mijn oren.
Vandaag moet ik Karamazov lezen en werken voor de Poëziekrant.