vrijdag 16 september 2011

Karamazov 27

XI.4.

Aljosja gaat op bezoek bij Dmitri in de gevangenis. Rakitin, die er elke dag komt, vertrekt net. Hij doet onvriendelijk tegen Aljosja. Hij is bezig met een socialistische benadering van Dmitri’s moordzaak. Dmitri zegt dat het gedaan is met zijn ideeën, met zijn ‘ethica’. Hij vraagt zich af hoe het verder moet, zonder God. Is dan alles geoorloofd? Dmitri heeft het dan over Rakitin, en over diens gedicht over mevrouw Chochlakova’s zere voetje (XI.2.). Dan komt hij tot het essentiële: zijn roeping. Hij aanvaardt zijn straf omdat het ‘menneke’ hem daartoe geroepen heeft, omdat iedereen ‘schuldig’ is. Hij wordt gedreven door een geloof in God, die hem zal verlossen wanneer hij in ‘het ondergrondse’ is: ‘Een dwangarbeider kan niet leven zonder God’. Dmitri vraagt zich af hoe je deugdzaam kunt zijn zonder God. Ivan gaf hem geen antwoord op die vraag. Hij zei alleen: ‘onze vader was een zwijn, maar zijn ideeën waren juist’. Dmitri zegt dat er met Ivan ‘iets verschrikkelijks’ aan de hand is, maar hij wil voorlopig niet zeggen wat. Hij blikt vooruit op het proces, hij is bang dat Katerina hem daar de geldkwesties zal aanwrijven. Dan heeft hij het over Groesjenka, dat hij haar pijn heeft gedaan met zijn jaloezie, maar dat hij daarvoor geen vergiffenis heeft gevraagd. Je moet vrouwen nooit vergiffenis vragen want ze wrijven het er nog eens extra in. Maar hij ziet haar graag en vraagt zich af of hij als dwangarbeider met haar zal kunnen trouwen. Hij verklapt Aljosja het geheim: Ivan heeft hem voorgesteld naar Amerika te vluchten. Dmitri zegt dat Ivan niet in Dmitri’s onschuld gelooft. Dmitri vraagt Aljosja op de man af wat hij denkt. Aljosja zegt dat hij niet gelooft dat Dmitri schuldig is. Dmitri neemt afscheid en vraagt Aljosja Ivan graag te zien.

XI.5.
Aljosja gaat op bezoek bij Katerina Ivanovna, waar hij Ivan treft. Zij doet hysterisch en acht Dmitri nog altijd een mens en vindt van Ivan dat hij gek is geworden. Ivan verscheurt de brief van Lise die Aljosja hem geeft. Hij wil geen consideratie hebben voor dat meisje, ook al is ze ziek. Het lijkt er stilaan op dat in Dostojevski’s wereld iedereen ziek is. Ivan breekt niet met Katerina zolang het vonnis over Dmitri niet is uitgesproken: zij zal hem redden zolang ze hoop heeft op Ivan. Als hij nu al breekt, zal zij Dmitri vernietigen. Zij kan dat omdat, aldus Ivan, zij over een document beschikt waaruit ‘wiskundig’ blijkt dat Dmitri zijn vader heeft vermoord. Aljosja zegt tot Ivan dat niet hij, Ivan, Fjodor heeft vermoord – ook al heeft hij zichzelf daar vaak van beschuldigd. Hij zegt dat hij dit zegt omdat God het hem heeft opgedragen. Ivan, bijna ijlend: ‘Jij bent ’s nachts bij me geweest toen hij er was…’ Aljosja begrijpt dit niet. Ivan breekt met Aljosja en gaat naar Smerdjakov.

XI.6.
Dit hoofdstuk begint met een terugblik: Dostojevski geeft de chronologie van Ivans daden de dagen na de moord. Ivan kwam te laat uit Moskou terug voor de begrafenis doordat hij in Moskou niet op tijd kon worden bereikt: Katerina en Aljosja hadden zijn adres niet. Zodra hij terug was, ging hij praten met Dmitri. Voor Ivan is Dmitri de hoofdverdachte. Dmitri vindt niet dat mensen voor wie ‘alles geoorloofd is’ (omdat volgens hen God niet bestaat) hem niet moeten verdenken. Ivan houdt niet van Dmitri en is vooringenomen. Dan gaat hij met de artsen van Smerdjakov praten. Diens epilepsieaanval op de dag van de moord was niet geveinsd en het is zelfs goed mogelijk dat hij er hersenschade door heeft opgelopen. (Nóg een zieke!) Toch onderwerpt Ivan Smerdjakov aan een verhoor. Hij wrijft hem aan dat het verdacht is dat hij zijn epilepsieaanval heeft voorspeld, compleet met plaats en datum en uur. Maar dat heeft Smerdjakov zelf al aan de politie verteld. Dan, zegt Ivan, is het toch verdacht dat Smerdjakov hem vertelde dat hij epilepsie kon simuleren, en dat hij Ivan sommeerde om naar Tsjermansjnja te gaan, ‘voor het hier menens wordt’. De uitleg die Smerdjakov hiervoor geeft, is aannemelijk. Het zou toch dom zijn te zeggen dat hij epilepsie kan simuleren als hij van zinnens zou geweest zijn de moord te plegen? En hij wou dat Ivan naar Tsjermansjnja ging in plaats van naar Moskou omdat Tsjermansjnja dichter bij huis is. Ivan is overtuigd. Het enige wat hem tegenhoudt, is het feit dat Aljosja met klem blijft beweren dat niet Dmitri maar Smerdjakov de moordenaar is. Maar waarom begint Aljosja daar nooit zelf over en beantwoordt hij alleen maar de vragen van Ivan? Na het verhoor van Smerdjakov geraakt Ivan verwikkeld in ‘een omstandigheid die er hier niets toe doet’: zijn hartstocht voor Katerina Ivanovna. Die hartstocht zal een grote invloed hebben op Ivans latere leven – en Dostojevski schrijft dat dit de achtergrond zou kunnen vormen voor een volgende roman waarvan hij echter niet weet of hij hem ooit zal schrijven. Ivan heeft in die dagen aan Aljosja toevertrouwd dat hij Fjodor dood wenste en dat hij wou dat Dmitri het zou doen – maar dat hij bereid zou zijn ‘daaraan mee te werken’. Aljosja bekent dat hij hetzelfde voelt. Waaruit kan worden geconcludeerd dat alle drie de broers hun vader dood wilden.