X.1.
De ambtenaarsweduwe Anna Fjodorovna Krasotkina voedt haar veertienjarige zoon Kolja op. Kolja heeft een goede inborst, maar is zeer eerzuchtig. Hij dwingt bij zijn vrienden erkenning af door een trein over zich te laten rijden. Het gerucht komt de ‘gerespecteerde en invloedrijke leraar’ Dardanelov ter ore. Dardanelov dingt naar de hand van Krasotkina. Hij wordt aanvankelijk afgewezen, maar Kolja’s treinexploot lijken zijn kansen te zullen doen keren. Dostojevski zegt ‘nog vergeten’ te hebben om ‘te vermelden’ dat Kolja de jongen is die door Iljoesja, de gepeste zoon van Snegirjov, met een mes gestoken is (IV.3. en IV.6.).
X.2.
Kolja is alleen thuis. Hij moet zorgen voor de twee kinderen van de buurvrouw, een doktersvrouw die is verlaten door haar man en wier meid onverwacht moet bevallen na een onopgemerkte zwangerschap. Hij moet dringend ergens heen, maar wacht tot keukenmeid Agafja terug is want hij laat de kinderen liever niet alleen achter.
Dostojevski schakelt over op kinderboekenstijl wanneer hij schrijft over kinderen.
X.3.
Kolja haalt Smoerov op, een van de jongens die Iljoesja hebben gepest. Ze gaan naar Iljoesja, die ziek is. Ze hebben vrede met hem gesloten nadat Aljosja Karamazov op hen heeft ingepraat. Kolja, die zegt van ‘realisme’ te houden, en van ‘socialisme’, vraagt zich af waarom Aljosja zich met jongentjes inlaat nu zijn broer moet voorkomen voor ‘een verschrikkelijke misdaad’. Op weg naar Iljoesja spreekt Kolja met veel branie enkele gewone volksmensen aan. Vriendelijk drijft hij, met de superioriteit van zijn intelligentie, de spot met hen. ‘Ik vind het leuk om stommelingen in alle lagen van de maatschappij aan het denken te zetten.’ Maar ook: ‘Ik ben altijd bereid om verstand bij het volk te erkennen.’ (Wat aansluit bij ‘Wij zijn van het volk verwijderd geraakt’ in X.5.)
X.4.
Bladzijde 646 geeft een goed voorbeeld van Dostojevski’s redundantie: tot drie keer toe gaat het over hoe lelijk en klein Kolja wel is, maar toch slim…
Kolja ontmoet Aljosja buiten het huis waar Iljoesja op sterven ligt, om hem ‘van tevoren het hele scenario uit te leggen’. Kolja vertelt Aljosja hoe hij Iljoesja in bescherming nam tegen zijn pesters. Hij heeft blijkbaar een roeping om jonge jongentjes op te voeden – en daarin herkent hij een verwantschap met Aljosja. Kolja vertelt verder hoe hij Iljoesja moest straffen omdat hij, Iljoesja, een gemene streek had uitgehaald met de hond Zjoetsjka, een streek die hij had geleerd van Smerdjakov. Het was bedoeld als een pedagogische straf, er had een verzoening op moeten volgen – maar die verzoening kwam er niet. Daarom is Kolja nu hier: om Iljoesja te troosten. Hij wil daarbij zijn hond Perezvon inzetten, als vervanger van Zjoetsjka. We krijgen en passant nog een weinig geïntegreerde beschouwing over het verband tussen kinderspelen en toneelspelen.