woensdag 14 september 2011

Karamazov 25

X.5.
Kolja komt aan bij de Snegirjovs. Hij volgt alle regels van de etiquette maar staat met zijn mond vol tanden wanneer hij ziet hoe ziek Iljoesja de voorbije twee maanden is geworden. Kolja verzoent zich als laatste van de jongens met Iljoesja. Zijn hond Perezvon blijkt Zjoetsjka te zijn. Iedereen is natuurlijk verrukt maar de heftige emotie lijkt Iljoesja fataal te zullen worden. Kolja heeft ook het speelgoedkanon meegebracht dat hij in X.2. aan de kinderen van de buurvrouw heeft gedemonstreerd. Kolja vertelt een verhaal over een gans die werd overreden door een kar, en gaat dan de discussie aan met het jongetje Kartasjov, die weet wie Troje heeft gesticht. ‘Het bestuderen van een reeks menselijke stommiteiten’, meer is de wereldgeschiedenis niet, pocht Kolja. En het onderwijs van klassieke talen vindt hij ook maar niets. Aljosja is het daar niet mee eens – maar de discussie wordt afgebroken, net op het ogenblik dat het interessant begon te worden, door de komst van de dokter uit Moskou, die door mevrouw Chochlakova is gestuurd.

X.6.
Kolja en Aljosja wachten buiten tot de dokter klaar is met zijn onderzoek van Iljoesja. Kolja vindt dat Aljosja door realisme moet ‘genezen’ van zijn mysticisme en zijn geloof in God. God is er volgens hem, een dertienjarige!, alleen maar om de wereld te ordenen – als God niet bestond, ’moest hij worden uitgevonden’. En het christendom is ‘slechts een werktuig voor de rijken en aanzienlijken (…) om de onderklasse in slavernij te houden’. En Christus, Christus was een revolutionair, ‘een heel humane figuur’. Maar om van de mensen te houden, heb je geen God nodig. Kolja is ook tegen de vrouwenemancipatie, en tegen diegenen die naar Amerika uitwijken terwijl er hier nog zoveel te doen is. Hij vindt ook dat alle Duitsers moeten worden gewurgd, zeker als ze vinden dat de Russische scholieren te lijden hebben van zelfoverschatting. Kolja geeft toe dat hij zijn kennis voor een groot deel veinst, dat hij stoer doet. Hij vreest belachelijk over te komen, maar Aljosja bezweert hem dat vooral niet te denken. Te veel mensen met talent vinden te vlug dat ze belachelijk overkomen. Hij vraagt Kolja zichzelf te zijn, ook al is hij anders dan de anderen. Maar hij moet ook aan zelfkritiek doen. Kolja evalueert het gesprek dat Aljosja met hem voert als ‘een liefdesverklaring’. Aljosja is het met hem eens maar begint te blozen. Het is niet de eerste keer dat er in verband met Aljosja iets homo-erotisch doorschemert.

X.7.
De dokter kan geen geruststellende diagnose geven. Enkel een kuurreis naar Syracuse zou Iljoesja kunnen redden. Kolja maakt zich kwaad. Volgt een hogelijk sentimentele scène aan het bed van Iljoesja. Kolja vlucht het huis uit. Hij beklaagt het zich dat hij niet eerder is gekomen.
Na dit tiende boek rijst de vraag wat dat personage Kolja in het grote geheel komt doen, hoe zijn relatie (‘vriendschap’) met Aljosja zal worden geïntegreerd in het vadermoordverhaal.