actuele vraag 2
De vraag komt misschien wat laat maar is daarom niet minder pertinent. En hij blijft nog wel een tijdje actueel – want we zijn er nog niet, bijlange niet, bijlange niet.
De splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is een steen die de Vlamingen naar verluidt al een halve eeuw op de maag ligt. Naar verluidt, want zelf heb ik daar nooit zo’n last van gehad. Maar ik woon dan ook in de provincie, en bovendien in een provincie waar er alleen maar klei en zand voorradig is. (Ik heb mij overigens, maar dat geheel terzijde, altijd op licht autistische wijze afgevraagd waarom de toponiemen in de samengestelde naam Brussel-Halle-Vilvoorde in alfabetische en niet in geografische volgorde, bijvoorbeeld van noord naar zuid – Vilvoorde-Brussel-Halle – werden geplaatst. Je kunt ook in het zuiden beginnen. Of de volgorde van afnemende grootte respecteren. Inwonersaantallen.)
Nu zou er dus een oplossing in de maak zijn. Maar voor welk probleem?
Het probleem heet de toenemende verfransing van de Brusselse Rand te zijn. (Rand mét hoofdletter; met ‘verfransing’ wordt niet bedoeld ‘inlijving bij Frankrijk’ maar wel ‘toenemend gebruik van de Franse taal’.) Brussel ligt als een enclave in het Nederlandstalige Vlaanderen – zoals de Belgische gemeente Baarle-Hertog tussen twee van de drie Kempenbulten een enclave is die Nagorno-Karabachgewijs in Nederland ligt. Een halve eeuw geleden was Brussel nog een overwegend Franstalige stad, en die stad werd dus volledig ingesloten door toen nog nagenoeg homogeen Nederlandstalige, nu ja, Brabantstalige Vlaamse gemeenten. Het volstaat de namen van die gemeenten te bekijken om te beseffen dat het wel degelijk om Vlaamse gemeenten gaat. Overijse, Hoeilaart, Drogenbos.
Maar de situatie verandert. Er heeft in België, maar ook buiten België, altijd een aantrekkingskracht bestaan tussen rijk en Frans. De rijke Brusselaars, die dus Frans spreken, veel te lang in België de taal van de macht, van het onderwijs, van de haute finance, van de rechtspraak – de rijke Brusselaars dus doen, zoals alle stedelingen die het zich kunnen permitteren, aan stadsvlucht en trekken in de Rand hun optrekjes op. De Vlamingen die daar wonen, worden daar beter van – en ze worden er nóg beter van, merken ze al vlug, als ze die Franstalige Brusselaars in het Frans op hun wenken bedienen. Zoals ongeveer alles in dit ondermaanse wordt ook de verfransing van de Brusselse Rand aangeblazen door economische motieven en de Vlamen die daar om redenen van Tyl Uylenspiegel en dergelijke aanstoot aan nemen komen rijkelijk laat tot de vaststelling dat ze voor voldongen feiten staan.
Zij vinden – laten we die modale diehard-Vlaming ‘Peeters’ noemen – er niets beter op dan een ‘omzendbrief’ te sturen naar alle inwoners van die stillekens-aan verfranste gemeenten om deze inwoners, in het Nederlands (ook al begrijpen ze dat niet), aan te manen om de Franse versie van de documenten die zij als ingezetene van hun gemeente nodig hebben, aan te vragen. Walen noemen ‘de omzendbrief-Peeters’ een pesterij en ik kan dat zeer goed begrijpen.
De omzendbrief-Peeters is een van de manieren waarop de Vlamingen hebben geprobeerd de vanuit Brussel uitdijende verfransing tegen te houden. Zij stoppen het gat in de dijk met een vinger. Dat is een mogelijke methode en ik moet meteen ruiterlijk toegeven: je kunt de uitdijende hoofdstad niet onder een betonnen stolp wegmoffelen.
De splitsing van het kiesarrondissement BHV moet nu een electorale stolp op de hoofdstad plaatsen – hoe het precies zit moet u maar nalezen in de gespecialiseerde pers, hoofdzaak is dat de Vlamingen op deze manier de verfransing van de Vlaamse gemeenten denken te kunnen tegenhouden.
Om de een andere reden moest dit probleem eerst en vooral worden opgelost, alvorens inferieure problematieken zoals de mondiale economische crisis, de vergrijzing en verzuring van de maatschappij, de opwarming van het klimaat etcetera aan te pakken. BHV was ‘de kiezel in de schoen’ – en om te kunnen dansen moet je eerst die kiezel verwijderen, luidde de fraaie, door een van de onderhandelende Wouters gehanteerde beeldspraak.
De verfransing van Brussel zelf hebben de Vlamingen niet kunnen tegenhouden. Zoals de overwegend Franstalige Brusselaars nu de internationalisering niet kunnen tegenhouden. Naar schatting de helft van de inwoners van Brussel spreekt nu al een andere taal dan het Nederlands (amper 5 procent) of het Frans (45 procent). (Cijfers zijn hier zeer approximatief.)
Kunnen wij de verzuring van het zeewater, de nadering van kometen, de komst van de dood tegenhouden? Kunnen wij demografische ontwikkelingen indijken? Het enige wat, denk ik, de Vlaamse aanwezigheid in hoofdstad en Rand nog enigszins op peil zou kunnen houden, is een gedwongen deportatie daarheen van de overbodig geworden boerenbevolking van het Vlaamse platteland. En dan nog. Bovendien, wat zouden ze er gaan doen? Het Warandepark schoffelen? De plantsoentjes in de Cinquantenaire wieden? De middenberm van de Ring rond Brussel?
Twee observaties nog om deze beschouwing af te sluiten. Voor zover ik weet hebben ze niet de aandacht gekregen die ze verdienden.
Gisteren hoorde ik de liberale senaatsvoorzitter Armand De Decker min of meer off the record in Terzake zeggen dat hij wel kon leven met dit akkoord – binnen een jaar of twintig lost het probleem immers vanzelf op, dan is de hele Rand volledig verfranst. Hij heeft gelijk. Het zal de richting van een verdere ontvlaamsing uitgaan, zoveel is zeker, maar ik zou er mijn kop niet op durven te verwedden dat de voertaal het Frans wordt.
Tweede observatie: vlak voor de doorbraak in de BHV-onderhandelingen hoorde ik Olivier Maingain pleiten voor een versteviging van de Franstalige aanwezigheid in de Rand door middel van nieuwe Franstalige bibliotheken. Hé, dat stemde mij, als boekenliefhebber, onmiddellijk bijzonder gunstig ten aanzien van mijn Franstalige compatriotten: dat zij, omringd door vijandige Vlamingen, met boeken kunnen gerustgesteld worden! Zou Maingain ook suggesties hebben voor het soort boeken dat in die bibliotheken ter beschikking zou moeten worden gesteld? En dan vraag ik mij meteen af met welke culturele instelling Vlamingen zich zouden willen wapenen indien zij in een situatie zouden verkeren waarin zij Franstalig gebied zouden inpalmen…
De actuele vraag moet dus niet luiden: ‘Moet BHV worden gesplitst?’, maar: ‘Welke boeken kun je lezen met een kiezel in je schoen?’