zondag 11 september 2011

Karamazov 22

IX.2.
Hoofdcommissaris Michail Makarovitsj Makarov is ‘weduwnaar en een goed mens’. Hij ontvangt veel en vaak gasten in zijn woning, waar hij woont met zijn dochter, die weduwe is, en haar twee dochters, die al volwassen zijn. Pjotr Iljitsj treft de hoofdcommissaris aan terwijl hij aan het kaarten is met landarts Varvinski, de officier van justitie (‘de substituut-officier van justitie’, zal Dostojevski in het volgende hoofdstuk zichzelf corrigeren, ‘maar wij zullen hem kortheidshalve officier van justitie noemen’) Ippolit Kirillovitsj en de rechter-commissaris Nikolaj Parfenovitjs, die naar de gunsten van een van Makarovs kleindochters dingt. Iedereen weet al dat Fjodor Pavlovitsj vermoord is. Fjodors bediende Marfa Ignatjevna, de vrouw van de gewonde Grigori, heeft daar samen met haar buurvrouw Marja Kondratjevna voor gezorgd. Makarov pakt meteen de zaak aan. Hij doet een huiszoeking bij Fjodor, ‘volgens alle regelen der kunst’ – ‘die ik hier niet wil beschrijven’, aldus Dostojevski in een zeldzame bui van spaarzaamheid. Dan herinnert Pjotr Iljitsj zich dat Dmitri heeft aangekondigd zelfmoord te zullen plegen. Veldwachter Mavriki Mavrikijevitsj Smertsov wordt vooruit naar Mokroje gestuurd om Dmitri in de gaten te houden. De wetsdienaars volgen hem wat later. En zo, zegt Dostojevski, zijn we op het punt aanbeland waarmee we boek VIII afsloten.

IX.3.
Dmitri wordt gearresteerd en roept meteen dat hij zijn vader niet heeft vermoord. Wel Grigori, maar niet zijn vader. Groesjenka zegt dat hij het wél heeft gedaan maar dat het haar schuld is: zij heeft hem tot die misdaad gedreven. Dmitri verneemt tijdens het verhoor dat Grigori nog in leven is en voelt een grote opluchting: hij is dus geen moordenaar! Hij vraagt zijn verhoorders – en het komt hem voor dat hij nu weer met hen op gelijke voet staat en dat hij de vriendschappelijke betrekkingen die hij met hen voor de nacht vol incidenten aanhield opnieuw kan opnemen – hem nu even te sparen want: ‘de mens is geen trommelvel, heren!...’ Dmitri maakt een onderscheid tussen innerlijke schuld, een soort van erfzonde, en feitelijke schuld. En ook tussen daden en gevoelens (of intenties). Maar hij beseft dat hij, doordat hij overal heeft rondgebazuind dat hij zijn vader zou vermoorden, hoofdverdachte is. Hij vindt van zichzelf dat hij een nobel persoon is, en het spijt hem dat hij zijn vader zo gehaat heeft. Hij is ervan overtuigd dat het verhoor spoedig zal afgelopen zijn en dat hij zich dan in Groesjenka’s armen zal kunnen storten.

IX.4.
Dmitri wijst zijn verhoorders op het feit dat hij de knepen van het verhoor kent. Dostojevski geeft enkele verwijzingen naar het bedrijven van literatuur. Als je alles moet vertellen, heb je niet genoeg aan drie bedrijven en een epiloog. Of: als je je bezighoudt met kleinigheden, zul je de waarheid niet achterhalen. Nochtans is dat een literair procédé dat Dostojevski zelf ook toepast en wijst hij herhaaldelijk op het belang van details. Neem bijvoorbeeld de manier waarop Dmitri gebiologeerd is door de ringen aan de vingers van een van zijn verhoorders. Dostojevski gebruikt dit detail om de relatie tussen verdachte en verhoorder te kenschetsen. Dmitri wordt ondervraagd over de drieduizend roebel. Hij weigert bepaalde privéaangelegenheden te vertellen. Dostojevski haast zich de lezer gerust te stellen: we zullen hier niet alles opnieuw vertellen wat de lezer al weet! Wanneer het over de vijzelstamper gaat, kan Dmitri de indruk van voorbedachten rade niet weerleggen. Dmitri vertelt nog over een steeds terugkerende droom waarin hij wordt achtervolgd door iemand van wie hij heel bang is – maar zijn verhoorders noteren geen dromen, enkel feiten.