Ik vond in de bibliotheek van P. het boek Fotografie als Kunst. Kunst als fotografie van Floris M. Neusüss. Ik was nog slaapdronken en had niet meteen door dat het hier een Duitstalige publicatie betrof. De titel is, afgezien van de overtollige hoofdletters, perfect mogelijk in het Nederlands – al had ik natuurlijk door de zeer Duits klinkende naam van de auteur gealarmeerd kunnen zijn. Enfin, eigenlijk doet dat weinig ter zake. Het was een Duits/Engels boek, het dateerde van 1979 en het had 585 frank gekost: niet weinig dus. Het ging over de Duitse fotografie van de jaren zeventig van de vorige eeuw en dat waren dus nog jaren waarin je het als je het over Duitsland had zowel over West- als Oost-Duitsland moest hebben, over de Muur, over West- en Oost-Berlijn, over de BRD en de DDR, over de Stasi… Wat lijkt het nu al allemaal ver – en onze kinderen hebben het nooit gekend.
Ver lijkt ook de lay-out van dit boek. De grijzigheid, het lettertype, het smoezelige van iets wat ochgot nog maar dertig jaar oud is. Die indruk wordt natuurlijk versterkt doordat het een fotoboek is en er – dus! – foto’s in staan en op die foto’s staan allerlei dingen die nu danig verouderd lijken: veel te grote brillen, veel minder volle straten, hoekige auto’s met veel chroom…
Ik blader in dat boek. Het is een catalogus van een fototentoonstelling. De jaren zeventig in de Duitse fotografie. Ja dat heeft ook bestaan: de jaren zeventig in de Duitse fotografie. Het bladeren duurt niet lang, de indruk is oppervlakkig. Wat is die indruk? Dat er veel wordt geëxperimenteerd. Grappige foto’s (een man loopt rond met een plakkaat ‘Ik voel me pas echt goed als ik met dit plakkaat kan rondlopen’ – en die man wordt dan gefotografeerd). Abstracte foto’s (een schaduwpatroon op een muur, de manier waarop een gordijn valt). Maatschappijkritische foto’s en fotocollages. Verstilde steedse landschappen. Een bepaald soort Robert Franck-achtige straatfotografie… Existentiële zelfonderzoeken (een man die zich, achtereenvolgens, met de inhoud van verschillende verfpotten heeft laten insmeren en telkens één keer de zelfontspanner heeft laten afgaan). Enzovoort. De indruk die ik krijg is (1) dat het allemaal al eens is gedaan en (2) dat het allemaal, of toch het meeste, vergeten is geraakt, intussen. (Enkel het koppel Becher, dat industriële installaties inventariseert, is niet vergeten geraakt en hangt nu in alle zichzelf respecterende fotografiemusea.) Al die inzet, al die energie, al dat geloof in eigen kunnen: het is verloren geraakt in de plooien van de tijd…