woensdag 25 november 2009

mijn woordenboek 234

AFWIJKING

‘Klein gebrek, geen bezwaar’, zei ooit een ooit beroemde Nederlandse schrijver, en dat was waar. Een klein gebrek vormt geen bezwaar – wel integendeel. Perfectie verveelt, de kleine onvolkomenheid benadrukt hoe ideaal het ideaal was en zet de verdienstelijkheid van de poging om het te bereiken extra in de verf. Maar ook de vergeefsheid van die poging, uiteraard. Een perfect resultaat is een onwaarschijnlijk resultaat. Je moet altijd een klein beetje náást het doel schieten. Je moet altijd een beetje aan dat doel voorbijschieten want als je erin blijft steken, als je het bereikt hebt, beneem je jezelf het zicht op een volgend doelwit. En op de algemene context, die bepaalt waarom het belangrijk zou zijn dat doel te bereiken. Stel dat iedereen precies het beoogde bereikt – we zouden in onze volmaaktheid elkaars gelijken zijn, allemaal afgunstig en kwaad omdat de anderen ons het genoegen hebben ontzegd het doel te hebben bereikt door het zelf ook te hebben bereikt. We kunnen beter allemaal een beetje mislukken, afwijken, een uitzondering zijn.