081202 – Nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier gaat over het aloude filosofische probleem van vrijheid versus determinisme, en over de behoefte van de mens om zijn leven te overzien, om daarin een eenheid te ervaren. Het leven is een opeenvolging van keuzemogelijkheden, het is een tuin van paden die zich splitsen. De tragiek van de mens is dat hij zich altijd bewust is van het verlies dat hij lijdt in de niet-benutte mogelijkheden.
Op een gegeven ogenblik in zijn leven, ergens halfweg, komt een man tot de pijnlijke vaststelling dat hij nooit piano zal kunnen spelen. Om maar dat voorbeeld te noemen. En hij beseft dat hij, wil hij desalniettemin toch nog gelukkig zijn, daarmee vrede zal moeten nemen. Ter compensatie van dit leed probeert hij zijn leven te overzien als in een verhaal. Daartoe moet hij de genomen en niet-genomen keuzes inkaderen in een narratieve structuur. Hij wil in dat vertellen schoonheid, poëzie creëren. Want dat is ook een vrijheid die hij kan assumeren: hij moet zien los te komen van de voorhanden clichés en het oppervlakkige gepraat, die een kluister vormen, en zich proberen te verlaten op ‘het licht van de poëzie’.
Hij had het over de dictatuur van de verkeerde en de vrijheid van de juiste woorden, over de onzichtbare kerkers van de taalkitsch en over het licht van de poëzie.
Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon (Amsterdam 2008, 24ste druk), 296
De heelheid van het leven waarvan het bewustzijn, dat het zal ontbreken, bij iemand het zweet op het voorhoofd drijft – wat kan dat zijn? Waaruit kan die heelheid bestaan als je bedenkt hoe fragmentarisch, wisselvallig en grillig ons leven is, het uiterlijke leven niet minder dan het innerlijke? We zijn niet uit één stuk gegoten, absoluut niet. Hebben we het dan gewoon over ons verlangen naar een verzadiging van onze belevenissen? Was datgene waaraan Jorge leed het onvervulbaar geworden verlangen achter een glanzende Steinway te zitten en je de muziek van Bach zo eigen te maken als alleen mogelijk is wanneer die muziek door je eigen handen wordt voortgebracht? Of gaat het ons om de behoefte voldoende dingen te hebben beleefd om over je leven te kunnen vertellen alsof het een afgerond geheel is?
Is het uiteindelijk een kwestie van het zelfbeeld, van een dwingende voorstelling die je je langgeleden hebt gemaakt van wat je gepresteerd en beleefd zou moeten hebben om van het leven iets te maken waarmee je tevreden kunt zijn? De angst voor de dood als de angst voor het onvervulde, schijnt het, heb ik dan helemaal zelf in de hand, want ik ben het immers zelf die het beeld van mijn leven, van een vervuld leven, ontwerpt.
Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon (Amsterdam 2008, 24ste druk), 200