071105 – S. is naar Leningrad en Novgorod geweest. Ik was daar nooit. Hoe breng je dat over? Zoveel indrukken, wat je allemaal gezien hebt. Zij begint te vertellen. Drie kwartier later staan we nog in dat eerste duistere metrostation, waar onguur uitziende types en dronkaards de aankomende toerist niet bepaald op zijn gemak stellen. Blijkbaar. Maar we zijn ook al in het Hermitage geweest, hebben langs de Nevski Prospekt gelopen, hebben de iconen bewonderd in de Sofiakathedraal van Novgorod. Wat moet je doen als je een reis moet vertellen? Hoe moet je ordenen? Chronologisch, thematisch, anekdotisch? Zijn er foto’s, ansichtkaarten, notities? Welke indrukken had ik in die week? Een dagje Amsterdam, een ontmoeting of twee, lectuur, een televisieprogramma. Niets dat het gewone doorbreekt. Een doordeweekse week. Maar is dat dan overzichtelijk, communiceerbaar? Een week in twee vreemde steden waar de ander nog nooit eerder is geweest, is dat zeker niet. Een niet te slechten taalbarrière, mensen die door je heen kijken: vriendelijk maar beslist. De dynamiek van het reisgezelschap… En dan al die dingen die gezien zijn, gehoord, geroken… Onbestemde angsten, de schrik om ergens te laat te komen of te verdwalen, het verlangen om naar het Marinski Theater te gaan, om de Matisses in het Hermitage te zien, om er oog in oog te staan met de Peterburgse Rembrandts… En dan er ook voor te staan, en wat dat allemaal met je doet… Er is geen beginnen aan. Hoe moet je ooit een fractie van dat alles overbrengen?
S. vertelt. Ik luister. Ik probeer mij een beeld te vormen. Ik weet dat wat ik samenstel uit de door haar aangereikte fragmenten er niet op zal gelijken. Maar ik probeer het toch. Er zit niets anders op.