‘Linkerbeen, rechterbeen…’ Jonge, zeer jonge meisjes zingen dit liedje terwijl ze beurtelings op het ene en dan het andere been hinkelend in een rijtje voortspringen. Deze foto maakt mij blij. Ik heb dat moment van kinderlijke vreugde vastgelegd, zodanig dat ik nu, nu ik na lange tijd nog eens de foto bekijk, opnieuw dat liedje hoor en het plezierige van dat moment ervaar. Onbezoedelde kindervreugde. Onvermengd geluk. Hoewel? Wat doet die donkere schaduw in de rechterbenedenhoek? Neen, dat is spijkers op laag water zoeken. Gewoon een ongelukkige schaduw, wegfotoshopbaar. Dáár moet je niet meer achter zoeken. En toch is er iets wat in deze foto, in het huppelen van deze drie kinderen, niet onvermengd is. De wat stijve houding van het eerste kind? Het wat branieachtige lachje op het gelaat van het tweede? Neen. ’t Is in het derde kind dat de momentopname interessant wordt. (Interessant want niet onvermengd.) Zij huppelt uit de maat (waardoor de foto mij doet denken aan die beroemde Abbey Road-hoes). Bovendien zijn er de ontluikende borstjes, waardoor zij, hoewel zij achteraan huppelt, voorlijk lijkt in vergelijking met de eerste twee meisjes. En bovenal: zij kijkt naar de fotograaf. Zij is zich bewust van diens blik, en dus van wat ze aan het doen is. Haar plezier is niet meer onvermengd spontaan en onschuldig… En toch, en toch gaat het nog van: ‘Linkerbeen, rechterbeen…’ En zolang deze foto bestaat zal het altijd zo zijn…