zondag 11 november 2007
Dag 72 vVH&C
071029 en 071111 – Begonnen in Over schoonheid. Zadie Smith valt, zoals te doen gebruikelijk in het hedendaagse proza, in medias res. Je moet erg aandachtig lezen want het is een en al verse personages en nieuwe situaties, maar je kunt er natuurlijk op vertrouwen dat de auteur net genoeg informatie aanreikt om het allemaal begrijpelijk te houden. Een ‘vrouwenboek’, denk ik zo op het eerste gezicht (niet seksistisch bedoeld, enkel op basis van mijn rudimentaire literatuurtypologie). Maar ik houd mijn – wellicht voorbarig – oordeel nog een beetje in beraad want ik besef ook wel dat de roze kaft met de bloemkrullen mij, al is het maar op een onbewust niveau, op het verkeerde been dreigt te zetten. Ik stootte, in dat boek, op een verwijzing naar Matheus 24, en dat bijbelhoofdstuk heb ik dan ook maar gelezen: over de nakende dag des Heren, ‘er zal geween zijn en tandengeknars’ – wat een mooi proza! Verrassend actueel ook, na alweer een onheilspellend rapport van de Verenigde Naties over de klimaatopwarming en de milieuvervuiling. Strekking van dat rapport: we zijn met zijn allen naar de verdoemenis aan ’t gaan. ‘Aanstonds na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisteren en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen van de hemel vallen [zoals ergens, als ik mij goed herinner, ook in Roemloze levens wordt gememoreerd] en de hemelse heerscharen in verwarring geraken…’ ‘Voorwaar ik zeg u: geen steen zal hier op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.’ (Uit de vertaling van de Katholieke Bijbelstichting, haar cursivering.)