dinsdag 31 mei 2005

Mijn eigen namen (24)

ALPEN
Goethe kwam bij zijn zinnen in Rome en Napels, Mozart gebruikte voor zijn opera’s Italiaanse libretto’s, onze schilders gingen ginds hun licht opsteken (‘la lumière italienne sur tout cela; la douce, l’indulgente, l’intelligente lumière toscane, légère, et un peu attristée’). Ze staken allen de Alpen over. Om er een cultuur te vinden die vergelijkbaar en toch helemaal anders was. Hannibal, Montaigne, Petrarca: ze staken de Alpen over. Montaigne overnachtte in Lanslebourg – dat heb ik ooit ook eens gedaan (het was er zo koud). Na vanuit het zuiden de Mont Cénis te hebben overgestoken, boven ligt er een hemelsblauw, ijzig meer. Mr. A. Olsen Barnabooth – ‘10.450.000 livres sterling de rentes!’ – steekt de Alpen over zonder daar veel over kwijt te willen. De ene dag doorkruist hij Duitsland (‘Traversée, en Harmonika-Zug, une Allemagne qui hésitait encore beaucoup entre l’hiver et le printemps’) en dan, twee bladzijden verder in het Journal intime (geschreven door Valery Larbaud; Barnabooth is een personage; de titel van de Nederlandse vertaling luidt Dagboek van een miljardair), zit-ie al in Italië: ‘A Vérone je suis descendu tranquillement…’. Geen woord over de majesteit of eventueel onherbergzaamheid der bergen.
Schrijver Peter Berger zit naar verluidt tussen de Alpenbergen. Hij schrijft er over koeien en misnoegde landbouwers die in een andere tijd leven.
En ik? Heb ik iets met de Jungfrau zoals Petrarca, die de Alpen in tegenovergestelde richting is overgestoken, met de Ventoux? Geenszins. Ik was een kind van dertien toen ik voor het eerst bergen zag. Of beter: ik zag ze niet. Het was al donker toen de trein in dat West-Oostenrijkse stadje was aangekomen van waar de bus ons door het Lechthal naar onze eindbestemming zou brengen, een door mijn school afgehuurd jeugdhuis in xxx. De bus reed en reed en nam duizend bochten (mijn maag keerde) en ik zag, tot mijn grote verbazing, laag hangende sterren. Hoewel, sterren? Toen een van die sterren bewoog zoals autolichten in de verte bewegen, begreep ik dat het niet om sterren ging maar om lampen die hoog op de dalwanden hun licht verspreidden. En pas dan begreep ik dat ik bergen zag – zonder ze te zien.