zondag 6 maart 2005

Japin

Een paar dagen geleden was ik, net als Arcadim, in het Brugse Concertgebouw voor een publiek interview met schrijver Arthur Japin. Ik had net Een schitterend gebrek gelezen, een vrijkaart gekregen en die avond niets anders te doen. Of toch niets dat urgenter was. De interviewer van dienst was Jos Borré, en die deed dat zeer goed.
Een schitterend gebrek had op het programma van de leesclub gestaan. Omdat Japin kwam, zo gaat dat: de promotie dirigeert het gepromote. Zelf zou ik nooit voor dat boek hebben gekozen.
Nu, het viel nog mee. De meeste leesclubleden waren er wég van en dat is het belangrijkste. Ze vonden het een spannend verhaal, en ‘goed’ geschreven, een mooie stijl. En kijk, hier, en daar, zinnen die je zo kunt overschrijven in een mooi citatenschrift. Zo mooi! Sommigen waren over de afwikkeling van het verhaal niet zo enthousiast. De enige twee die het boek resoluut afwezen, waren mannen. Eigenlijk moet ik zeggen: drie, maar ik ben geen leesclublid en ik heb het ook niet ten overstaan van de leesclubleden resoluut afgewezen. Soms slik je je oordeel in.
Een schitterend gebrek is een mooi staaltje schrijfschoolleed. Een handig gecomponeerde toepassing van schrijfcursustips. Niet doorleefd, geen engagement, te weinig angels. En eigenlijk ook nauwelijks interessant want wat is het nu: rede of gevoel? Waar kiest de verteller voor? Waar zit je, Japin, in dit vrijblijvende stukje proza?
Desgevraagd op de avond in het Concertgebouw antwoordde de gefêteerde op de vraag hoe hij in Een schitterend gebrek nu eigenlijk de knoop doorhakt: ‘ergens tussen rede en gevoel in’. Dat is een beetje flauw voor een boek dat uitgerekend dat dilemma op de spits wil drijven. En het is niet dat er geen interessante thema’s in worden aangeboord – zoals daar zijn: geloof, hoop en liefde of, zoals we al van de heilige Gerard weten, het enige waar het in de letteren en, bij uitbreiding, het leven hoort om te draaien.
(Wie wil weten waar Een schitterend gebrek over gaat, surft maar eens naar des schrijvers stek.)
Nu, wat wil ik nog kwijt over de avond in Brugge? Dat Japin, voormalig acteur, bijzonder goed vertelt. Je voelde het zo, nu eens debiteerde hij verhaal nummer vierentwintig (over een ontvoering in Ghana), dan weer haalde hij verhaal nummer zeven uit de trommel (over hoe Fellini zijn, Japins, lief afpakte). Verhaal achttien (over het mismeesterde kind dat hij ooit was geweest) mocht natuurlijk ook niet ontbreken, evenmin als verhaal zes, elf en tweeëndertig…
Om deze vlotte vertellingen te doorbreken, ging Japin dan af en toe eens achter de katheder staan om ‘voor te lezen’. Hij sloeg het boek open op de pagina waar een snipper tussen zat, bouwde met enkele seconden wachttijd (theater!) de gepaste stilte en verwachting op en begon… te declameren. Hij las niet voor! Hij kende die hele passage, zeker vijf minuten lang, helemaal uit het hoofd!
Ja, zo haal je natuurlijk de laatste twijfelaar over de schreef. De schrijver als performer. Of zijn boek nu al dan niet van je afdruipt, doet niet ter zake. Wat ter zake doet is dat deze man zichzelf verkoopt, je inpalmt, die hele zaal rond zijn vingers windt en, als ik het mag geloven, nog vijftig andere zalen in amper twee maanden tijd. De naam Japin gaat over vele tongen, het aantal potentiële kopers van het volgende boek is alweer danig aangedikt.
Ik ben niet benieuwd naar het volgende boek van Japin, het is me te glad allemaal.