donderdag 24 maart 2005

Mijn woordenboek (75)

ABOMINABEL
Wie een concert, een toneelstuk, een boek, een receptie, een gerecht (of de manier waarop het is klaargemaakt) en nog talloos veel andere dingen met de giftige taalpijl ‘abominabel’ brandmerkt, zegt méér dan alleen maar dat het voor verbetering vatbaar was. De gebruiker van dit verwijt plaatst zichzelf op een hoger gezagsniveau. Maar alleen hij die meent het zelf beter te kunnen kan zich veroorloven met het adjectief ‘abominabel’ het desbetreffende neer te sabelen. Er steekt hoe dan ook een grondige dosis geringschatting in dat woord. Een klasseverschil dringt zich op. Een soort van aristocratie omhult dat chique woord. C’était abominable, je hoor het zo een Brusselse bourgeoise zeggen bij het verlaten van het théâtre. Rond het woord hangt meteen ook een waas van pretentie, van wufte betweterigheid, van nichterige corrigeerdwang. Affreus, degoutant, horribel zijn ook van die woorden. Zeg gewoon dat het slecht is als het niet goed is! En sla dan aan het motiveren want zonder motivatie is zo’n veroordeling gratuit.