donderdag 10 maart 2005
Sferen 58-63
Ik begrijp er nog altijd niet veel van. Er is in deze bladzijden vol hallucinant moeilijke en zeer neologiserende woorden sprake, denk ik, van die schuimwereld voorbij alle bellen en blazen waar er geen centrum meer is noch een duidelijke contour en waarin de perspectieven voortdurend wisselen – wat dan weer psychologische en politieke gevolgen heeft op het individuele respectievelijk maatschappelijke vlak. Dan wordt een vergelijking gemaakt met de cultuurhistorische morfologie van de inmiddels toch wel minder politiek correcte Oswald Spengler (S haast zich te zeggen dat hij daar niets mee te maken heeft), waarna een paar uitermate warrige alinea’s het hoofdstuk afsluiten – er is sprake van de onzichtbaarheid van datgene wat het meest reëel is, of de zichtbaarheid van het meest irreële, ik zie dat nu even niet meer zo duidelijk. De inleiding ligt achter de rug, ik hoop dat wat volgt, de ‘overweging vooraf’, ‘Binnenruimte denken’ getiteld, wat duidelijker wordt.