Op een dag komt José Anaiço op het idee waterdicht makende lak of verf te kopen, hij voegt de daad bij het woord, maar de enige verf die hij kan vinden, helrode, is nog niet genoeg voor een kwart van de huif. Het is niet erg waarschijnlijk dat ze dertig kilometer verderop waterdichte verf in dezelfde kleur en tint zullen vinden, dus zonder Joana Carda’s betere en verstandigere voorstel grote stukken plastic aan elkaar te naaien tot een complete overkapping, en tegelijk iets voor de paarden te maken, had het er nog van kunnen komen dat de wagen de wijde wereld doorging onder een bonte huif van cirkels, strepen en vierkanten, al naar gelang de luim van de artiest, in groen en geel, oranje en blauw, paars, wit op wit, bruin, misschien zelfs zwart.
José Saramago, Het stenen vlot, 266