woensdag 5 maart 2025

boekverhaal 20

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

oktober 1982

DE MOOISTE STRAAT

Als den dag van gisteren heugt het mij hoe ik de Sarphatistraat de mooiste straat van Amsterdam vond.’ Deze zin is niet de beginzin van De uitvreter, het eerste van de vier verhalen in het boek waarvan ik de eenentwintigste druk uit 1983 heb doorgelezen – doorlezen, in de zin van doorliggen of doorzitten, wat je van een bed of bank zegt; ik bedoel: dat ik mijn exemplaar heb versleten, in die mate dat het nauwelijks nog aan elkaar blijft hangen.

De hierboven citeerde zin is van Frederik van Eeden. Hij staat in zijn in 1888 in De Gids verschenen recensie van de roman Een liefde van Lodewijk van Deyssel. Dat weet ik niet omdat ik alle jaargangen van De Gids lees, neen, ik trof het weetje aan op bladzijde 25 van het boek Het Nederland van Nescio, waar Wim Wennekes, auteur van dat mooie boek over de plaatsen die belangrijk waren voor J.H.F. Grönloh, zoals de auteur Nescio werkelijk heette, de eerste zin van De uitvreter toelicht. Het lijdt inderdaad geen twijfel dat Nescio zijn verhaal afwerkte nadat hij zich had verwonderd over de manier waarop Frederik van Eeden in het aprilnummer 1888 van De Gids getuigde van zijn voorliefde voor de Sarphatistraat.

Van Eeden was overigens ook als pionier van de ‘Walden’ genaamde ideale leefgemeenschap in Nescio’s blikveld gekomen. Die naam verwijst naar de Amerikaanse alternatieve denker Henri Thoreau, die behalve utopist en wereldafwijzer ook pleitbezorger van het wandelen was, een nutteloze bezigheid waaraan J.F.H. Grönloh zich, behalve aan het schrijven, dan weer enthousiast overgaf, getuige zijn uitgebreide Natuurdagboek.

In de verhalen De uitvreter etc. schemeren de utopische denkbeelden van Van Eeden door. Nescio heeft het over enkele zich tegen de verlokkingen van de kleinburgerlijkheid teweerstellende en een romantisch kunstenaarschap idealiserende vrienden die zich in ledigheid in de nabijheid van rivieren ophouden om er naar het voorbijstromende water en – tijdens de avonduren – de ondergaande zon te turen. Koekebakker, Hoyer, Bavink, Japi… Ach, het zijn ook onze vrienden en hoe is het hun vergaan?

Als ze niet gek zijn geworden, dan toch maar kleinburger, ‘ten naaste bij gelukkig’. Met hoogstens een verdoken en miskend dichterschap na de uren. Aan de keukentafel. Zoals ‘Koekebakkertje’, die ‘een wijs en bedaard man geworden’ is, ‘Hij schrijft maar, ontvangt z’n schamel loon en geeft geen ergernis’.

Ik las De uitvreter / Titaantjes / Dichtertje / Mene Tekel een – hopelijk niet – laatste keer achttien jaar geleden. Mijn kennismaking dateert van 1982, dus nog niet in mijn doorgelezen exemplaar: in die tijd kocht ik enkel wat ik goed genoeg achtte om tot aankoop over te gaan, dus na het boek in kwestie al te hébben gelezen.

Nescio’s beroemde openingszin luidt: ‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ Grappig, hoe Nescio de wonderlijkheid van ‘den man’, Frederik van Eeden dus, groter maakt door zijn ijkpunt van Amsterdam tot heel Europa uit te breiden. Maar dat was voor Nescio al buitensporig kosmopolitisch. In zijn afkeer van de westerse moderniteit en stedelijke kleinburgerlijkheid plooide hij zich op zichzelf en zijn eigen nabije omgeving terug, illusieloos: ‘wat baat mij de wijsheid, die mij leert dat ‘t niet anders kan en zoo blijven zal in eeuwigheid?’ Wellicht is dat het tweede aspect van zijn schrijverschap waarmee hij mij overtuigde. Ook ik voel mij in deze wereld niet thuis, maar beschik niet over het talent om eraan te ontsnappen of om het ijdele geraas te overstijgen. Het eerste aspect is, uiteraard en vooral, Nescio’s weergaloze, zeer eigen, uitgepuurde en volstrekt herkenbare gebruik van ook mijn taal, het Nederlands. Dat was het waarvoor ik meteen viel, en mijn bewondering is tot op heden onverminderd: voor het Nederland van Nescio, ik bedoel de manier waarop hij dat land evoceert, en voor het Nederlands van Nescio.


Nescio, De uitvreter / Titaantjes / Dichtertje / Mene Tekel
Wim Wennekes, Het Nederland van Nescio. Schrijft u over mij maar nix (Nescio 1882-1961)