zaterdag 22 maart 2025

boekverhaal 25

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


mei 1983


FOTOGENIEK

Een korte, nauwelijks enkele maanden durende periode in mijn toen nog jonge leven had ik een boon voor Beckett. Hoe dat kwam, dat is nu definitief onachterhaalbaar geworden: na 1984 heb ik nooit nog iets van de enigmatische Ier gelezen. Ik probeer nu toch enkele redenen te bedenken waarom ik mij tot deze schrijver aangetrokken voelde – de enige die ertoe doet, namelijk in die mate onweerstaanbaar aangetrokken zijn door zijn geschriften dat ik erdoor in een toestand werd gebracht waarin ik alles van hem zou verslinden, is er niet bij.

Een mogelijke verklaring is het feit dat ik een uitvoering bijwoonde van het stuk met de staande geworden uitdrukking Wachten op Godot als titel. Het ging om de in de Vlaamse theatergeschiedenis legendarisch geworden versie met de toen nog kwieke Julien Schoenaerts – zijn tegenspeler was Jo De Meyere, die ik kende van De Heren van Zichem. Ik herinner mij hoe Vladimir en Estragon elkaar vanuit een vuilnisbak toespraken.

Een tweede mogelijke verklaring is een extraliteraire. Ik was namelijk in hoge mate geïntrigeerd door de beeltenis van de auteur. Samuel Beckett, zo las ik ergens, liet zich niet graag fotograferen. Toch komt het mij voor dat hij bijzonder fotogeniek is. Hij was een, vind ik nog altijd, bijzonder mooie en mooi ouder wordende man, met een krachtige karakterkop die zich zeer goed leende tot sprekende portretten. Ik zie niet iemand die zich niet graag laat fotograferen, veeleer integendeel: dit is iemand die wéét dat hij er goed uitziet. Nu goed, wat er ook van zij: die kop sprak mij aan en ik toonde mij luisterbereid.

De derde en waarschijnlijk enige echt juiste verklaring is: snobisme. Ik was er in mijn vroege twenties, vrij laat dus, toe gekomen om mij volop op de serieuze literatuur te storten en ik vond waarschijnlijk dat serieuze literatuur moeilijk en saai hoorde te zijn. Iedereen had wel gehoord van Beckett, maar niemand las hem. Toch niet in mijn omgeving. Dus zal ik mij wel exclusief hebben gevoeld door dat wél te doen. Enfin, door daar mee te beginnen want heel veel Beckett heb ik toch niet gelezen, hooguit een boek of drie, vier.

Van het drieluik Molloy / Malone sterft / Naamloos las ik enkel het eerste deel. Ik herinner me eindeloze zwerftochten door een bos, en dat er erg weinig in die roman gebeurt. De delen twee en drie bleven ongelezen. Het boek sleep ik al meer dan veertig jaar met me mee. Ik bewaar er drie bankbriefjes van een achterhaalde munteenheid in.





Samuel Beckett, Molloy / Malone sterft / Naamloos (1981, eerste druk 1970; vertaling van Molloy door Jacoba van Velde en F.C. Kuipers en van Malone meurt en L’Innomable door F.C. Kuipers)