zaterdag 9 januari 2016

& 37



DEJA VU

Ik weet niet of het een speciale afwijking is die alleen mij treft, of dat misschien ook andere stervelingen erdoor worden geplaagd, maar ik kan u zo een lijst van woorden geven waarvan ik de juiste schrijfwijze maar niet kan onthouden. Met geen stokslagen niet.

Ik ga die lijst hier uiteraard niet geven, want dat zou nogal wat opzoekwerk vergen. En daar wil ik het nu net over hebben, over hoe zwaar dat opzoeken mij valt.

Op de cultuurredactie staat één Dikke Van Dale. Je moet rechtstaan om hem te raadplegen. Op zich is dat niet erg: wie een zittend bestaan leidt, kan best wat beweging gebruiken. Maar je moet langs een tafel met kranten of je loopt een collega tegen het lijf, en voor je het weet ben je vergeten welk woord je kwam opzoeken.

Extra vervelend wordt de situatie wanneer het zo’n woord betreft dat je iedere keer opnieuw moet opzoeken. Je voelt de ezelsoren op je kop groeien, omdat je je voor de zoveelste keer aan dezelfde steen hebt gestoten.

Schrijverschap is zo’n woord: met één of twee s’en? Uitdijen heeft iets deinends. Antiquairs en antikwaars handelen in andere waar. Spektakel niet en spectaculair wel met c! Nu, straks zijn we die progressieve rompslomp met c’s en k’s kwijt (maar er komt andere in de plaats). Complexe seks, je zou er iets van krijgen.

En met déjà-vu loop ik helemaal de muren op. Als ik voor de zoveelste keer sta op te zoeken of ik dat weerbarstige woord, net zoals flash-back, met of zonder koppelteken moet schrijven, krijg ik onvermijdelijk dat gevoel van…         

Verschenen in De Standaard van 29 december 1995