dinsdag 7 augustus 2012

schrikkel 206b

Een bezoek aan de Basiliek in Trier staat garant voor een uitermate verwarrende ervaring. Want wat bezoek je hier eigenlijk? Na de vergeldingsbombardementen van 14 augustus 1944 door de geallieerden stonden bij manier van spreken van dit bouwwerk nauwelijks nog twee bij elkaar horende stenen op elkaar. De vernieling was in elk geval zeer grondig uitgevoerd, de trots van de overblijvende Trierenaren tot in de diepste vezel geraakt. Maar op dat ogenblik had het vijftien eeuwen oude gebouw al meerdere metamorfosen ondergaan, zodat amper duidelijk was wat er nu eigenlijk was verdwenen: enkel de 1945-gedaante, een evangelische kerk, of het palimpsest van de verschillende functies die het gebouw had gehad sinds het in de vierde eeuw de pronkzaal was geweest van het paleis van de laat-Romeinse keizer Constantijn?
Door het razen van de door de brand verhitte lucht zou het orgel tijdens of kort na het bombardement uit zichzelf zijn beginnen te spelen. Zo wil de overlevering het. Is het waar, we zullen het wellicht nooit weten – vraag is in elk geval welke klanken of wanklanken dit uit zichzelf spelende orgel dan wel wist te produceren? Een requiem, een treurmars of meteen de partituur van een van de aan de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog opgehangen composities van Arvo Pärt? Zouden er werkelijk – om het legendarische karakter van de anekdote nog meer kracht bij te zetten – harmonische orgelklanken als uit een andere en betere wereld te horen zijn geweest? Of gaat het hier om een indianenverhaal dat gelijkenissen vertoont met scheepsklokken die uit zichzelf beginnen te luiden, vuurtorens die uit zichzelf beginnen te schijnen, trillende luchtspiegelingen van nooit eerder op de kaart bijgetekende oases, enzovoort?
De basiliek biedt vandaag een trieste aanblik. Monumentaal is zij wel, ongetwijfeld. Maar het bouwsel is zo gedepouilleerd wedersamengesteld, dat het van binnenuit meer op een silo gelijkt dan op de Romeinse feestzaal die zij ooit was. Op een van de foto’s op de instructieve panelen die langs een wand staan opgesteld zien we twee kinderen verwonderd en trots opkijken naar de in haar vroegere luister heroprijzende basiliek. Wellicht betreft die verwondering meer de wilskracht van de mensen die de gevolgen van de oorlog en het nazisme, en van de represailles daarvoor, ongedaan willen maken dan voor de architecturale pracht van de herstelling. Of dat is althans wat de fotografe, Christiane Schwickerath, ons wil mededelen. Niet tonen, maar mededelen: dat is een essentieel verschil.
Overigens kijken niet beide kinderen bewonderend naar het gebouw. Een van beide kijkt, een beetje onderzoekend, naar de fotografe. En dus naar ons.