dinsdag 7 augustus 2012

schrikkel 206a

De oude man en de oude vrouw zaten eerst een tijdje achter mijn rug op de dubbele bank. Ik hoorde wat gemummel, een Triers dialect. Ik luisterde niet echt en verstond dus niets. Toen keek ik om. Wat ik zag, ontroerde me. Even overwoog ik een foto van het koppel te maken maar dat zou niets van mijn gevoel hebben kunnen weergeven. Bovendien wilde ik hen niet objectiveren; ik wilde hen in hun moment laten, in hun samenzijn. Want dat deden ze, deze oudjes van misschien wel negentig: samen zijn. Ze stonden op, de man legde zijn trillende hand, huid over skelet, op de schouder van de vrouw. Die hand bleef daar liggen. Wat had die hand allemaal al gedaan? Wat had die schouder al getorst? Zelden zag ik een tederder gebaar. Dit koppel was samen, ze zouden samen de dood ingaan. Maar nu waren ze nog in leven, in dit leven. In Trier, een zonnige julidag van het schrikkeljaar 2012, een jaar waarvan ze lang geleden wellicht nooit hebben gedacht het ooit nog te zullen meemaken. Zij stak voor de oversteek van het plein haar arm achter zijn elleboog. Ze begonnen eraan, sloffend. Ze gunden de bombastische beeldengroep geen blik. Ze verdwenen uit beeld maar bleven, blijven, in mijn hart.