voor
deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn
verschenen
27
augustus 2017
Het
mooiste moment van deze 8ste augustus 2017, de dertiende dag van mijn
reis naar Frankrijk, was
(...)
om
zes uur naar de vespers geweest in de benedictijnerabdij van
Fontgombault, wellicht een van de grootste nog ‘levende’ in heel
Frankrijk, een bolwerk van het meest conservatieve katholicisme –
en conservatief kunnen die Franse katholieken zijn, met hun marches
pour la vie en hun weerzin van le marriage pour tous.
Ik
neem een halfuur voor aanvang van de dienst plaats in het schip, dat
door middel van een hek is afgescheiden van het koor, waar straks,
aan weerszijden in de koorbanken, een zestigtal in zwarte pijen
gehulde monniken zullen plaatsnemen. De twee groepen – het
indelingscriterium ontgaat mij – zitten dus recht tegenover elkaar,
en doordat beide groepen elk om beurt een frase zingen – ik ken de
musicologische termen niet – ontstaat een stereoeffect. Een orgel
onderstreept deze gezangen met een zeer eenvoudige begeleiding. Nu
ja, eenvoudig, ik heb de indruk dat schijn hier bedriegt. De
gelovigen, of de neutrale belangstellenden waaronder ik mijzelf
reken, nemen in zekere zin deel aan deze gezongen gebeden. Niet door
mee te zingen, maar door een viertal verschillende houdingen aan te
nemen: zitten, knielen, rechtop staan zónder en rechtop staan mét
gebogen bovenlichaam. Met het zitten en frequente rechtop staan en
weer gaan zitten, doe ik ijverig mee. Wanneer de anderen knielen, wat
gelukkig maar twee keer voorkomt, ga ik zitten. Ik kan toch moeilijk
knielen voor een God waarin ik niet geloof? En bij het buigen buig ik
enkel het hoofd, niet het volledige bovenlichaam. Aan de overzijde
van het centrale gangetje dat het schip in tweeën deelt, blijft een
vrouw de hele tijd geknield zitten. Met haar hoofd in haar handen
begraven, maakt zij een verdrietige indruk. Even denk ik dat ik haar
zou moeten troosten, maar die gedachte lijkt mij iets te frivool in
deze context. Bij de monniken gaat er af en toe, terwijl de
medebroeders blijven zitten, eentje knielen. Waarom is niet
duidelijk. Is het omdat hij zich door een frase bijzonder
aangesproken voelt? Dat blijft in het ongewisse, maar het voegt in
elk geval een opvallend persoonlijke noot toe aan dit voor de rest
bijzonder strak en collectief geregisseerd aantreden. Overigens zit
ik voortdurend in de knoei met mijn gedachten. Ik zondig
waarschijnlijk tegen alle regels van het rituele engagement en de
mindfulness want ik ben, terwijl ik daar in die kerk zit, al
aan het schrijven in mijn hoofd. Er ontstaat dus een afstand tussen
mijn waarneming en wat er gebeurt, ik zit er niet in. Maar ja,
hoe kan ik hier iets anders dan een waarnemer zijn? Bijvoorbeeld van
de jonge geestelijke van de oude school die vlak voor mij heeft
plaatsgenomen. Hij draagt een soutane, en ik heb alle tijd om te
observeren hoe elegant dit kledingstuk opgebouwd is en de figuur van
deze jongeman, die overigens uitstekend gecoiffeerd is en een
montuurloos brilletje draagt, gunstig doet uitkomen. De andere
jongemannen die ik hier zie, en die te gast zijn in het klooster,
misschien wel in het kader van een retraite of een
seminarieopleiding, steken er in vestimentair opzicht maar bleek
tegen af: vlekken op het overhemd, overhemd slordig in de broek, de
riem die een riemlusje heeft overgeslagen. Maar mijn gedachten dwalen
– opnieuw – af. Ik moet bij de les proberen te blijven. Ik moet
luisteren naar de gezangen die, het moet gezegd, zeer helder en
opvallend hoog weerklinken en die – zoals het cliché het wil –
naar de gewelven opstijgen. Dat plafond steekt overigens erg
ingewikkeld in elkaar, met die rondbogen en kruisgewelven waarin de
pilaren overgaan. Ook dit is een vorm van schijnbare eenvoud,
zoals ik heb kunnen vaststellen toen ik voor de aanvang van de
plechtigheid een poging ondernam om een gedeelte van dit interieur te
tekenen – wat mij niet misplaatst leek want is het nauwkeurige
observeren van deze religieuze architectuur, die zelf een uiting
beoogt te zijn van godsvrucht, niet zelf een vorm van contemplatie?
Ik
ben niet katholiek. Wel gedoopt en in die zin opgevoed en zo, maar
net als zovele anderen van mijn generatie ben ik ruim op tijd van
mijn geloof gevallen – dat eigenlijk nooit een voldragen geloof is
geweest, besef ik nu. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat mensen
überhaupt aan al die flauwekul geloof kúnnen hechten. Het zou me
wat zijn, zo’n hiernamaals waar alle verschillende aanhangers van
de veronderstelling dat er een is zouden samenkomen en elkaar de kop
zouden inslaan omdat ze gefrustreerd zijn door het feit dat het niet
is zoals zij het zich hadden voorgesteld – want het kan toch niet
met ieders voorstelling overeenstemmen?
Maar
goed, zelf ben ik niet vrij van overtuigingen die een rationele of
wetenschappelijke toets niet zouden doorstaan, bijvoorbeeld de
overtuiging dat het loont om altijd het goede na te streven of om
gewoonweg vriendelijk te zijn of beleefd, en dus moet ik niet al te
hoog van de toren blazen. Dat is ook helemaal niet mijn bedoeling.
Integendeel: ik heb het grootste respect voor alle manieren waarop de
mens zijn schamelheid probeert in te kleden. Want schamelheid
inkleden moet hij aangezien hij het enige dier is dat zich van zijn
eigen verval en onvermijdelijke verdwijnen bewust is. Daarom ook
drinkt hij, rookt hij, gebruikt hij drugs, raakt hij verslingerd aan
seks en probeert hij in het beste geval lief te hebben of mooie
dingen te maken. Dat hij maar gelooft, dat is nog het minste kwaad.
Hij neemt een aantal leerstellingen voor waar aan, knoopt daar wat
gestileerde gedragingen aan vast, en is al wat blij dat hij niet
telkenmale hij zich existentiële vragen stelt het warm water moet
uitvinden. Gedeeld geloof is voor een groot deel ook een kwestie van
comfortabel en gezellig conformisme. Niets mis mee. Maar mijn
tolerantie stopt wel als de gelovige zijn geloof misbruikt om een
ander lang vóór diens zuurverdiende hiernamaals de kop in te slaan.
Hij moet andermans geloof respecteren. Dáárin kan hij groots zijn,
en waarlijk mens: wanneer hij de betrekkelijkheid van zijn eigen
overtuigingen aanvaardt door ze als even betrekkelijk te zien als de
overtuigingen van een ander. Ik mag dan een overtuigd vrijzinnige
zijn, ik kan met het grootste respect een traditionele vesperviering
bijwonen, mij proberen in te leven in wat in die honderd oude
mannenhoofden omgaat, of niet omgaat, de schoonheid van die hele
pantomime en die weergaloze architectuur ervaren (het ene niet zonder
het andere), en gelouterd terug naar buiten gaan. Al was het maar
omdat ik daar een gast ben mogen zijn, getolereerd werd, ja zelfs het
gevoel had er welkom te zijn zonder dat ik aan iemand verantwoording
heb moeten afleggen.