zaterdag 21 december 2024

een mooi moment, vorige week 94

241213

HET ZINLOZE WACHTEN


‘s Winters laat ik in mijn studeerkamer het rolluik neer zodra de duisternis invalt. Zo rond een uur of vier dus. En dat ondanks de aanwezigheid van enkele spinnen die voor mijn ruiten een web weven, onderhouden, herstellen en gebruiken voor de vangst van insecten: fruitvliegjes, muggen, een enkele keer een vlieg of zelfs een wesp. Overdag mag ik graag aandachtig deze bedrijvigheid observeren: de wonderlijke achtpotige coördinatie bij het weven, het eindeloze wachten in het web of in de schuilplaats ernaast, de vliegensvlugge actie wanneer een ongelukkige zespoot verstrikt is geraakt. De prooi wordt verdoofd, ingepakt en naar het nest tegen de raamrand gesleept. Een enkele keer belandt er een plantaardig iets in het web, een blaadje of zaadje of een of andere pluis. Dan knipt Heer of Dame Spin zorgvuldig dit ongewenste object uit het web, ik vermoed omdat aanvliegende prooien er verkeerdelijk een spin in zouden kunnen zien en bijgevolg uit de buurt zouden blijven en dus geen prooi kunnen worden.

Ik laat ‘s avonds het rolluik neer, maar doe dit niet zonder schuldgevoel. Immers, hierdoor maak ik het aanvliegen van prooien onmogelijk. Met een soort van mededogen is het dan ook wanneer ik ‘s morgens, bij het ophalen van het rolluik, die spinnen na een nacht van vruchteloos wachten in hun web zie. Ik wou dat ik ze duidelijk kon maken dat het geen zin heeft om met neergelaten rolluiken de jacht voort te zetten. Gelukkig hebben ze, naar verluidt, geen besef van tijd.





7414

Loppem, Beukenweg - 241206


vrijdag 20 december 2024

een mooi moment, vorige week 93

241212

ECHO’S

In de derde aflevering van ‘Leven in verlengingen’ gaat het gezin Sercu – pa, ma, zoon en dochter – naast elkaar in de woonkamer op het tapijt liggen. Tore, de ongeneeslijk zieke en dus ‘in verlengingen levende’ zoon, heeft het zijn gezinsgenoten opgedragen. Hij wil dat ze alle vier samen intensief luisteren naar muziek. In onderlinge verbondenheid, als het ware, door het gemeenschappelijke en simultane beluisteren van – zijn keuze – de eerste kant van Pink Floyds Dark Side of the Moon. Tijdens The Great Gig in the Sky, het nummer met de sublieme uithalen van vocaliste Clare Torry waarmee die kant afsluit, zoomt de camera in op mama Ilse en vangt met doeltreffende focus die ene traan die uit haar ooghoek langs een kraaienpootje naar beneden glijdt. Je zou voor minder…



De scène doet mij denken aan een gelijkaardig moment dat ik ooit beleefde. 1978. We brachten met een paar klasgenoten een weekend door in jeugdhuis T’Hope in de Wantestraat te Assebroek. De toen al vervallen villa achterin een grotendeels verwilderde tuin is inmiddels afgebroken. Enkelen van ons hadden thuis de smoes ingeroepen dat er een bezinningsweekend was. Ik was er zo een. We konden dus à volonté stoere werkmanspinten drinken en gingen na verloop van tijd ook horizontaal. In onze slaapzakken, op het tapijt. Ik lag naast mijn boezemvriend B. en voelde een gelijkaardige verbondenheid als deze waarvan hierboven sprake. En ja, ook hier lag Pink Floyd op de draaitafel, zij het niet Dark Side maar wel Meddle, meer bepaald het de volledige tweede kant in beslag nemende, traag op gang komende, naar een climax aanzwellende en uiteindelijk weer verstillende nummer Echoes. Ik herinner mij dat B., toen de naald in de eindgroef rondjes begon te draaien, opstond en Echoes weer van voren af aan liet afspelen.


https://www.youtube.com/watch?v=T13se_2A7c8&t=10s&ab_channel=PinkFloydRemastedSongs
https://www.youtube.com/watch?v=OcDiOUQBFd4&ab_channel=PinkFloyd


7413

Sint-Michiels - 241206


donderdag 19 december 2024

een mooi moment, vorige week 92

241211

EEN BRIEF VAN A.


Een week of drie geleden kreeg ik nog eens een leuke zending met de post: een dichtbundel, bijzonder mooi uitgegeven (in eigen beheer), met daarbij een met de hand geschreven briefje en een postkaart. Het briefje bevatte de melding dat de briefschrijver, tevens auteur van de bundel, in een keer mijn vier boeken bij Boekhandel De Reyghere had gekocht. Ze zouden hem ‘straks’ worden bezorgd. En ook gaf A. een korte toelichting bij de drie lange gedichten in zijn bundel Fleischmann... Hij sloot af met een – ‘voor zover nodig’ – ‘geheugensteuntje onder iets oudere mannen’ door mij eraan te herinneren dat we samen filosofie studeerden in Leuven en een tijdlang op zondag bijklusten op de sportredactie van de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM). Dat A. bij dat laatste ook betrokken was, herinner ik me vaag.

Ik schreef een bedankbriefje, las de bundel, was er aangenaam door getroffen, nam mij voor er iets over te schrijven en vergat vervolgens dat voornemen. Dat was niet fraai van me.

En kijk, vandaag is er opnieuw nieuws van A. Hij heeft het eerste boek, De elfde teen, uit en reageert met een brief van zomaar eventjes acht behoorlijk geserreerde digitale bladzijden waarop zijn commentaren op een aantal passages de hoofdmoot vormen. Het is een aangrijpend document waarvoor ik alleen maar dankbaar kan zijn. Ik beloof A. een antwoord en ja, nu kan ik niet meer anders, ik neem me voor om daarin alsnog ook een commentaar over zijn bundel op te nemen.


Albert Verleyen, Fleischmann... drie gedichten, 2021


7412

Brugge, Kruisvest - 241201


woensdag 18 december 2024

notitie 462

TWEE MOGELIJKE REACTIES

Wanneer, enkele minuten nadat het radionieuws heeft bericht over het feit dat de onderhandelingen tussen de directie van Audi-Vorst en de vakbonden zijn afgesprongen omdat de werknemers die langdurig ziek waren een tegemoetkoming wordt geweigerd, in het reclameblok het nieuwste Audi-model wordt aangeprezen (‘tegen saloncondities’), zijn er twee reacties mogelijk. Ik vrees dat de eerste overheerst maar ik hoop dat steeds meer mensen voor de tweede kiezen.

De eerste mogelijke reactie is: afstomping en onverschilligheid. We zijn ondertussen al zo gewoon aan het cynisme en de ironie waarmee de reclameboodschappen op ons worden afgevuurd, en dat in steeds grotere dosissen, dat we niet eens meer merken hoe schokkend immoreel ze vaak zijn. We vinden ze soms grappig of meestal irritant, maar doorgaans laten we ze datgene doen waarvoor ze gemaakt zijn: ons subliminaal indoctrineren en vergiftigen.

Neen, liever dan afstomping en onverschilligheid koester ik de tweede mogelijke reactie: woede en verontwaardiging. Ik begrijp hoe langer hoe minder dat onze overheid zich werkelijk met niets wat met moraliteit te maken heeft schijnt te willen inlaten. Wel met onze portemonnee en onze kleine troostmechanismen, maar niet met de genocide in Gaza, waardoor ze daaraan hoe langer hoe medeplichtiger is (en wij samen met haar); niet met de alomtegenwoordige smartphoneverslaving waaraan ondertussen al een hele generatie ten onder is gegaan en waardoor de samenleving verder afbrokkelt; niet met het zichzelf onderwerpen aan een neoliberaal-utilitaristische managementlogica, waardoor ze een heel digitaalonkundig of -moe bevolkingsdeel uitsluit; niet met de leugenachtigheid van de reclame, waardoor ze meewerkt aan de ondermijning van de taal en het waarheidsgeloof waarop, onder meer, de democratie en de overheid zelf gebaseerd zijn. Om maar die vier voorbeelden te noemen. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat de overheid zich opnieuw wat meer door morele principes zou mogen laten leiden, door een stevig onderbouwd mensbeeld met andere woorden, en dooreen idee van het goede, ware en schone. En concreet, toegepast op een mogelijk beleid inzake reclame op de radio, betekent dat: een verbod op moreel verwerpelijke boodschappen. Al zou ik het volledig bannen van reclame van de openbare zender nog meer toejuichen, natuurlijk.



een mooi moment, vorige week 91

241210

FONNY


Ik had nooit eerder iets van Lieve Joris gelezen. Dat heb ik goedgemaakt. Toen ik onlangs, met in een hoek van om en bij de vijfenveertig graden naar rechts gekanteld hoofd, mijn blik liet glijden over de titels op de plank met recente aanwinsten voor mijn bibliotheek, die, gezien haar nog steeds uitdijende omvang en het, daartegenover en als het ware in tegengestelde richting, slinken mijner levenstijd, stilaan te groot wordt, werd ik aangesproken door het woord ‘Neerpelt’. Dat was de woonplaats van een sympathieke kandidaat in een aflevering van Blokken die ik onlangs zag, dus ja, waarom niet. Terug naar Neerpelt van Lieve Joris. Ik herinnerde mij dat ik enige tijd geleden – maanden, jaren inmiddels? – iets over dat boek had gehoord op de radio. Het verhaal van een terugkeer, na lange omzwervingen, naar de roots. Het verhaal ook van een lastige broer.

Terug naar Neerpelt is, in het autobiografische genre dat mij zo na aan het hart ligt, een beklijvend relaas. Lieve Joris vertelt de geschiedenis van haar broer Fonny, al van in zijn prille jaren a pain in the ass van het katholieke en kroostrijke Limburgse gezin Joris waaruit elke telg zich op zijn of haar manier heeft moeten of weten te bevrijden. Fonny’s geschiedenis bestaat uit een opeenvolging van ontsnappingen, schoolverzuim, voortdurende schoolwisselingen, drugs, instellingen, mislukte relaties, agressie, ontkenning, ouderliefde tegen wil en dank, uit de hand lopende ambities, hopeloos stemmende neergang en, uiteindelijk, een triest einde. Joris geeft tussen dat alles door ook een idee van de levenslopen van haar ouders, en schetst summier hoe zij tussen de fases van haar broers neergang door haar eigen weg zocht en heeft gevonden. Impliciet rijzen vragen. Hoe ver reikt zuster- en ouderliefde voor een in hoge mate disfunctionele broer/zoon? Hoeveel calamiteit kan een moeder- en/of vaderhart aan? Joris suggereert dat de mogelijkheid bestaat dat het ‘ergens’ stopt, en dat dat niet onvergeeflijk is.

In plaats van een lineair relaas te bieden van een neergang evoceert Joris met een complexe structuur, die bestaat uit een altijd boeiend heen-en-weer in de tijd en uit de contrasten tussen het thuisfront en het verre front in Congo, het horten-en-stoten en de hobbeligheid waarmee de werkelijkheid van een mislukt leven zich in al zijn banaliteit voltrekt.


Lieve Joris, Terug naar Neerpelt, 2018


7411

Brugge, Karel de Stoutelaan - 241201


dinsdag 17 december 2024

een mooi moment, vorige week 90

241209

DAMOCLES


Natuurlijk is mijn eerste reactie, komaan, ze gaan nu de intimiteit van dat veel te jonge sterven toch niet zomaar op straat gooien? Ik begin desalniettemin te kijken naar de eerste aflevering van Leven in verlengingen. Tore, een jonge gast van ergens vooraan in de twintig heeft een ongeneeslijke en agressieve kanker. Een halfjaar, luidt de prognose. Hij en zijn omgeving, vertrouwd met beeldvorming en publieke optredens (papa = acteur Mathias Sercu), besluiten om van de nood een deugd te maken en het hele proces met behulp van film en opgenomen gesprekken wereldkundig te maken. Onder het motto: misschien hebben anderen hier ook iets aan.

Drie jaar later is Tore nog in leven, weliswaar nog altijd met datzelfde zwaard boven zijn hoofd. Ja, Damocles.

Ik heb nu de eerste aflevering bekeken. Heb quasi de hele tijd zitten ‘tjiepen’. Dit is inderdaad een zinvolle onderneming. Dit vermenselijkt een lijdensweg, zonder te banaliseren. Het verdriet wordt niet uit de weg gegaan, maar god, hoeveel schoons zit er niet in dat gezin. Hoeveel liefde en solidariteit maakt zo’n proces niet los. Liefde van ouders en de zus voor de zoon/broer. Liefde van schoondochter en schoonzoon. Liefde van Tore voor alle anderen. Het moet een evenwichtsoefening zijn geweest om dit niet in sentimentaliteit te laten ontsporen. De makers zijn er wonderwel in geslaagd om niet in die val te trappen.

Liefde van de ouders onderling.

https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/leven-in-verlengingen/1/leven-in-verlengingen-s1a1/





7410

Maredsous - 241121


maandag 16 december 2024

boekverhaal 6

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

oktober 1977

MIJN EERSTE INTERVIEW

Samen met twee medeleerlingen ging ik de auteur van het boek dat we moesten lezen – én bespreken! – interviewen. Dat maakte deel uit van de opdracht. We waren zestien. Ik herinner mij niets meer van dat bezoek. Enkel dat we in een bungalow op Sint-Michiels werden ontvangen met koffie en gebak. Een man van middelbare leeftijd stond ons te woord. Dat was dus de auteur. Ik zie hem niet meer voor me, maar meen me toch te herinneren dat hij kaal was en een sigaar rookte. Het was een vreemde gewaarwording: dat een persoon die een boek had geschreven er zo gewoon kon uitzien en kon leven in een zo banale omgeving. Het had mijn huis kunnen zijn. Pierre Dyserinck vertelde over zijn boek, een typisch product van de zogenaamd maatschappijkritische literatuur, zoals er in de jaren zestig en zeventig in de schaduw van de toenmalige gedoodverfde reuzen Ruyslinck en Vandeloo wel meer van werd gebakken. 100 kistjes voor Galutopia had op een nogal eendimensionale manier iets met kolonialisme en wapenhandel te maken, als ik het mij goed herinner. Maar ik herinner het mij niet goed. Na een uurtje van zijn kostbare tijd te hebben afgepietst, liet de schrijver ons uit. Hoe moesten we dat gesprek nu in godsnaam in een aanvaardbaar opstel weergeven? (Wist ik toen veel dat ik later met dit soort klussen een deel van de kaas op mijn boterham zou verdienen.) Het aan Dyserinck gewijde, zeer summiere Wikipedia-lemma, leert me dat hij de zeventig niet heeft gehaald.


Pierre Dyserinck, 100 kistjes voor Galutopia
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pierre_Dyserinck



7409

Omgeving Falaën - 241121


zondag 15 december 2024

driekleur 568

Hij had een witte hoge hoed op en droeg zwarte cowboylaarzen die versierd waren met swastika’s en sterren. Hij was gehuld in een blauwe bodystocking met gele strepen van oksel tot enkel. Zijn epaulet was een silhouet van Abraham Lincolns profiel tegen een lichtgroene achtergrond. Hij droeg een brede rode band om zijn arm waarop een blauwe swastika in een witte cirkel stond.

Kurt Vonnegut, Slachthuis vijf, 133


een mooi moment, vorige week 89

241208

EEN LATE SINT

Ik wandel door de Langestraat. In de etalage van tweedehandsboekenzaak Sue Ryder ligt niets noemenswaardigs, of het zou de goedkope uitgave van dat dikke, mij al herhaaldelijk aanbevolen boek van Anjet Daanje moeten zijn waarvan ik de titel maar niet kan onthouden – al weet ik wel dat de dieren dromedaris en ooievaar erin voorkomen. Het boek ligt daar voor de helft van de prijs die ik ervoor, nieuw, heb betaald. Daanje en haar diergaarde zijn ondertussen onderaan de stapel ‘te lezen’ verzeild geraakt – zoals zoveel andere boeken, al troost ik mezelf met de wetenschap dat niet alle ‘te lezen’ boeken onderaan de stapel kunnen belanden want anders zou het geen stapel zijn, uiteraard. Wat verderop in de Langestraat sta ik even stil voor een oude muur van de voormalige kazerne, nu het gerechtsgebouw, bij de bronzen plaquette voor de 111 gesneuvelden die van hieruit in het begin van de Eerste Wereldoorlog ten strijde trokken. Ik verwonder mij over het bizar afgeronde getal: drie staande cijfers voor de gevallenen. Ik word tijdens mijn, in vergelijking met het leed van die jongemannen, totaal irrelevant gemijmer hierover afgeleid door een rinkelend belletje. Ik kijk op en zie nog net een Sinterklaas met zijn hulpje – ik krijg niet de tijd om te zien of het een witte roetpiet is dan wel een roetpiet van kleur – een café betreden. Ze zullen dorst hebben zeker? Of misschien moet de Sint dringend kaka doen? Enfin, een mens denkt van alles als hij niet echt bewust denkt. Ik overweeg dat deze Sint in elk geval vandaag de achtste december twee dagen over tijd is. De aanblik bezorgt mij in deze beangstigend lege Langestraat een beklemmend gevoel. Het beeld van de zorgvuldig uitgedoste kindervriend – met knalrood kleed, mijter en vergulde staf – steekt schril af tegen het wezenloze grijs van de omgeving waar ook de op dit vroege uur in de miezerige ochtend nog niet ontstoken kerstverlichting niets aan vermag te verhelpen. Even vind ik het jammer dat ik niet op tijd mijn fototoestel kon bovenhalen om de goedheiligman in een pakkend sfeerbeeld te vereeuwigen, maar kijk, hier is hij dan toch in dit stukje gered.






7408

Omgeving Falaën - 241121

zaterdag 14 december 2024

een mooi moment, vorige week 88

241207

EINSTÜRZENDE NEUBAUTEN

De zee gaat flink tekeer en beukt in op de landtong. Daarop staat, helemaal vooruitgeschoven op het uiterste punt, een appartementsgebouw in aanbouw. Golven slaan over de dijk, tot tegen dat gebouw. Ze raken het met alle geweld. Het gebouw is er niet tegen bestand. De allerhoogste golf slaat er met zijn volle gewicht tegenaan. Het gebouw begeeft, maakt slagzij, stort in. Het is een instortende nieuwbouw.

Vreemd, zo’n beeld om mee wakker te worden. Ik luister en hoor niets: de hevige wind die voor vandaag werd voorspeld, moet nog opsteken.




7407

Omgeving Dinant - 241119


vrijdag 13 december 2024

een mooi moment, vorige week 87

241206

DAGELIJKS

Ik zie M. regelmatig opduiken in het Brugse cultuurleven. Onder mijn Facebookposts steekt ze bijna elke dag een duimpje op. Vandaag had ik dan eens de gelegenheid om haar daarvoor te bedanken. Ze doet het niet zomaar, verzekert ze me. Ze vindt mijn teksten soms interessant, soms wat mismoedig, soms grappig. Maar altijd de moeite van het lezen waard. Dat vind ik uiteraard zelf ook, anders zou ik ze natuurlijk niet posten. ‘Het is voor mij een vast ritueel,’ zegt M.. ‘Het eerste wat ik elke dag doe. Ik ga met een kop koffie achter mijn computer zitten, open Facebook en lees wat je hebt gepost.’ Ik vind dat een buitengewoon aangename gedachte: te weten dat mijn berichten niet in een vergeetput verdwijnen waar ze door niemand worden opgepikt. Mocht dat zo zijn, ik denk niet dat ik de discipline zou kunnen opbrengen om ze te blijven maken. En dan is M. zeker niet de enige. Ik zie G. en M. en P. en ook X., Y. en Z.: ze zitten daar allemaal met een kop koffie. En daarachter gaan er nog wel een paar schuil die nooit met hartjes of duimpjes of verblufte of medelevende gezichtjes reageren. Ik groet en bedank hen allen.






7406

Dinant - 241119


donderdag 12 december 2024

een mooi moment, vorige week 86

241205

TWINTIG JAAR

Waarom in godsnaam verkoos ik indertijd het lezen van serieuze boeken, die ik ondertussen al allemaal grotendeels vergeten ben, boven het gezellig samen met mijn gezin bekijken van alweer een hilarische aflevering van Het Eiland? Dat vraag ik me af wanneer ik nu het verslag bekijk van de samenkomst van de acteurs die twintig jaar geleden onder leiding van regisseur Jan Eelen voor menig memorabel televisiemoment hebben gezorgd. (Sommige afleveringen heb ik blijkbaar toch gezien want ik herinner me als de dag van gisteren onder meer het ‘vogelpik’-incident, alsook de intrede van Bucky Laplasse.) Dat verslag, tegelijk ook een compilatie van een aantal hoogtepunten uit de reeks, is op zich opnieuw memorabel. Het opzet is gewaagd, maar geslaagd. Een tiental acteurs nemen samen met hun regisseur plaats aan een grote ronde tafel. In plaats van zich te beperken tot het roeren van de nostalgietrom door herinneringen op te halen, nemen ze nog eens enkele fragmenten door, waarbij elk zijn deel uit het script voorleest, uiteraard met de gepaste intonaties. De regisseur van dit huldeprogramma (is het opnieuw Eelen?, ik weet het niet) mengt deze voordracht met de originele fragmenten, waardoor het spel van destijds naadloos overgaat in het voorlezen twintig jaar later, en vice versa. Uiteraard speelt het contrast tussen de acteurs van weleer en die van vandaag, ondertussen twintig jaar ouder, een belangrijke rol. Hij of zij is dezelfde gebleven, en toch anders. Dat contrast maakt dit programma uitermate boeiend. Maar ook hard want sommigen hebben duidelijk meer un coup de vieux gekregen dan anderen, die over een eeuwige jeugdigheid lijken te beschikken – een eigenschap die door het speelse karakter dat acteurs blijkbaar eigen is nog wordt versterkt. Wat deze ‘20 jaar Het Eiland’ vooral mooi maakt, vind ik, is de vriendschap tussen deze mensen – hoe die waarschijnlijk in belangrijke mate tijdens die opnames is ontstaan en het voorbijgaan van de jaren heeft kunnen doorstaan. Die indruk krijg ik toch bij het bekijken van dit vriendelijke programma.




https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/20-jaar-het-eiland/2024/20-jaar-het-eiland/



7405

Omgeving Dinant - 241119


woensdag 11 december 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 457

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

27 augustus 2017


Het mooiste moment van deze 8ste augustus 2017, de dertiende dag van mijn reis naar Frankrijk, was

(...)

om zes uur naar de vespers geweest in de benedictijnerabdij van Fontgombault, wellicht een van de grootste nog ‘levende’ in heel Frankrijk, een bolwerk van het meest conservatieve katholicisme – en conservatief kunnen die Franse katholieken zijn, met hun marches pour la vie en hun weerzin van le marriage pour tous.

Ik neem een halfuur voor aanvang van de dienst plaats in het schip, dat door middel van een hek is afgescheiden van het koor, waar straks, aan weerszijden in de koorbanken, een zestigtal in zwarte pijen gehulde monniken zullen plaatsnemen. De twee groepen – het indelingscriterium ontgaat mij – zitten dus recht tegenover elkaar, en doordat beide groepen elk om beurt een frase zingen – ik ken de musicologische termen niet – ontstaat een stereoeffect. Een orgel onderstreept deze gezangen met een zeer eenvoudige begeleiding. Nu ja, eenvoudig, ik heb de indruk dat schijn hier bedriegt. De gelovigen, of de neutrale belangstellenden waaronder ik mijzelf reken, nemen in zekere zin deel aan deze gezongen gebeden. Niet door mee te zingen, maar door een viertal verschillende houdingen aan te nemen: zitten, knielen, rechtop staan zónder en rechtop staan mét gebogen bovenlichaam. Met het zitten en frequente rechtop staan en weer gaan zitten, doe ik ijverig mee. Wanneer de anderen knielen, wat gelukkig maar twee keer voorkomt, ga ik zitten. Ik kan toch moeilijk knielen voor een God waarin ik niet geloof? En bij het buigen buig ik enkel het hoofd, niet het volledige bovenlichaam. Aan de overzijde van het centrale gangetje dat het schip in tweeën deelt, blijft een vrouw de hele tijd geknield zitten. Met haar hoofd in haar handen begraven, maakt zij een verdrietige indruk. Even denk ik dat ik haar zou moeten troosten, maar die gedachte lijkt mij iets te frivool in deze context. Bij de monniken gaat er af en toe, terwijl de medebroeders blijven zitten, eentje knielen. Waarom is niet duidelijk. Is het omdat hij zich door een frase bijzonder aangesproken voelt? Dat blijft in het ongewisse, maar het voegt in elk geval een opvallend persoonlijke noot toe aan dit voor de rest bijzonder strak en collectief geregisseerd aantreden. Overigens zit ik voortdurend in de knoei met mijn gedachten. Ik zondig waarschijnlijk tegen alle regels van het rituele engagement en de mindfulness want ik ben, terwijl ik daar in die kerk zit, al aan het schrijven in mijn hoofd. Er ontstaat dus een afstand tussen mijn waarneming en wat er gebeurt, ik zit er niet in. Maar ja, hoe kan ik hier iets anders dan een waarnemer zijn? Bijvoorbeeld van de jonge geestelijke van de oude school die vlak voor mij heeft plaatsgenomen. Hij draagt een soutane, en ik heb alle tijd om te observeren hoe elegant dit kledingstuk opgebouwd is en de figuur van deze jongeman, die overigens uitstekend gecoiffeerd is en een montuurloos brilletje draagt, gunstig doet uitkomen. De andere jongemannen die ik hier zie, en die te gast zijn in het klooster, misschien wel in het kader van een retraite of een seminarieopleiding, steken er in vestimentair opzicht maar bleek tegen af: vlekken op het overhemd, overhemd slordig in de broek, de riem die een riemlusje heeft overgeslagen. Maar mijn gedachten dwalen – opnieuw – af. Ik moet bij de les proberen te blijven. Ik moet luisteren naar de gezangen die, het moet gezegd, zeer helder en opvallend hoog weerklinken en die – zoals het cliché het wil – naar de gewelven opstijgen. Dat plafond steekt overigens erg ingewikkeld in elkaar, met die rondbogen en kruisgewelven waarin de pilaren overgaan. Ook dit is een vorm van schijnbare eenvoud, zoals ik heb kunnen vaststellen toen ik voor de aanvang van de plechtigheid een poging ondernam om een gedeelte van dit interieur te tekenen – wat mij niet misplaatst leek want is het nauwkeurige observeren van deze religieuze architectuur, die zelf een uiting beoogt te zijn van godsvrucht, niet zelf een vorm van contemplatie?




Ik ben niet katholiek. Wel gedoopt en in die zin opgevoed en zo, maar net als zovele anderen van mijn generatie ben ik ruim op tijd van mijn geloof gevallen – dat eigenlijk nooit een voldragen geloof is geweest, besef ik nu. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat mensen überhaupt aan al die flauwekul geloof kúnnen hechten. Het zou me wat zijn, zo’n hiernamaals waar alle verschillende aanhangers van de veronderstelling dat er een is zouden samenkomen en elkaar de kop zouden inslaan omdat ze gefrustreerd zijn door het feit dat het niet is zoals zij het zich hadden voorgesteld – want het kan toch niet met ieders voorstelling overeenstemmen?

Maar goed, zelf ben ik niet vrij van overtuigingen die een rationele of wetenschappelijke toets niet zouden doorstaan, bijvoorbeeld de overtuiging dat het loont om altijd het goede na te streven of om gewoonweg vriendelijk te zijn of beleefd, en dus moet ik niet al te hoog van de toren blazen. Dat is ook helemaal niet mijn bedoeling. Integendeel: ik heb het grootste respect voor alle manieren waarop de mens zijn schamelheid probeert in te kleden. Want schamelheid inkleden moet hij aangezien hij het enige dier is dat zich van zijn eigen verval en onvermijdelijke verdwijnen bewust is. Daarom ook drinkt hij, rookt hij, gebruikt hij drugs, raakt hij verslingerd aan seks en probeert hij in het beste geval lief te hebben of mooie dingen te maken. Dat hij maar gelooft, dat is nog het minste kwaad. Hij neemt een aantal leerstellingen voor waar aan, knoopt daar wat gestileerde gedragingen aan vast, en is al wat blij dat hij niet telkenmale hij zich existentiële vragen stelt het warm water moet uitvinden. Gedeeld geloof is voor een groot deel ook een kwestie van comfortabel en gezellig conformisme. Niets mis mee. Maar mijn tolerantie stopt wel als de gelovige zijn geloof misbruikt om een ander lang vóór diens zuurverdiende hiernamaals de kop in te slaan. Hij moet andermans geloof respecteren. Dáárin kan hij groots zijn, en waarlijk mens: wanneer hij de betrekkelijkheid van zijn eigen overtuigingen aanvaardt door ze als even betrekkelijk te zien als de overtuigingen van een ander. Ik mag dan een overtuigd vrijzinnige zijn, ik kan met het grootste respect een traditionele vesperviering bijwonen, mij proberen in te leven in wat in die honderd oude mannenhoofden omgaat, of niet omgaat, de schoonheid van die hele pantomime en die weergaloze architectuur ervaren (het ene niet zonder het andere), en gelouterd terug naar buiten gaan. Al was het maar omdat ik daar een gast ben mogen zijn, getolereerd werd, ja zelfs het gevoel had er welkom te zijn zonder dat ik aan iemand verantwoording heb moeten afleggen.


7404

Falaën - 241121


dinsdag 10 december 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 456

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

25 augustus 2017

Het mooiste moment van deze 6de augustus 2017, de elfde dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen bij het naderen van Château-Gauthier plots – ik gun mijn exegeten de vreugde die gepaard gaat met het ontwarren van deze associatie – mijn inwendige jukebox Somebody That I Used To Know begon te spelen, inclusief de spectaculaire falsetstembuigingen van de Australische zanger met – zoals onze Vlaams-nationale zender niet ophield te benadrukken toen het liedje een hit was – Vláámse roots. Ondertussen kon mijn geestelijk oog ook de video bekijken, die – God weet hoe dat allemaal mogelijk is – werd geprojecteerd op een inwendig scherm. Heel duidelijk was te zien hoe de zanger, al zingend, door beschildering van het naakte bovenlijf volledig in het decor verzonk. Dat verzinken is schijnbaar grondig gebeurd, want na het succesliedje heb ik van de man niets meer vernomen.



Deze gril van mijn hersenjukebox bracht mij terug naar het ontbijt in het hotel – want daar en toen was het dat de wurm zich via de ether in mijn oor had genesteld. Ik zat er alleen aan mijn tafeltje – uiteraard, want er had zich de avond voordien geen eenzame handelsreizigster aan mijn tafel geïnstalleerd – en onderging gelaten de behandeling die een solitaire man in hotels niet anders kan dan zich laten welgevallen: op het norse af strikt tot een minimale beleefdheid beperkt, om niet te zeggen op het onbeschofte af onbehouwen. Verliefde koppeltjes die elkaar tussen de gangen door bij de hand vasthouden en stamgasten worden met alle egards behandeld, gezinnen daarentegen waar de kilte al is ingetreden, al dan niet vergezeld door lastige kinderen, kunnen op een aan die kilte beantwoordende kille behandeling rekenen waar ze niet tegen durven op te komen omdat ze heel goed beseffen dat ze de sfeer in het etablissement in ongunstige zin beïnvloeden en dus in zekere zin zeer terecht gestraft worden. Maar als man alleen moet je ook niet al te veel kapsones hebben, heb ik de indruk. Alsof je al blij mag zijn dat je met elementair fatsoen wordt bejegend. Maar goed, vanmorgen zat ik daar dus nog maar net, toen de uiteenlopende leden van eenzelfde familie een na kwamen binnengedruppeld. Toen iedereen zijn positie had ingenomen en ik alle deelnemers aan het familieontbijt uiteindelijk had geteld en de verschillende leeftijden had geschat, kwam ik tot de conclusie dat hier vier generaties verenigd waren: een Jean Gabin-achtige stamvader van een jaar of 85, die nog opvallend fris en met een kop nog vol wit haar de rest zijner dagen tegemoet trad; zijn dochter van over de 60, verwelkend en uitdijend en eenzaam; en dan een drietal opvallend fraaigebouwde vrouwen van rond de 35-40, vergezeld van evenveel mannen, waarvan er twee een embonpoint voor zich uitdroegen. En dan was er nog het gebroed. Het viel niet uit te maken wie eigen bloed was en wie niet, maar ik denk toch dat Jean Gabin zich vooral in vrouwelijke zin had voortgeplant. De jongelui, allemaal onder de tien, waren van beiderlei kunne en hielden zich merkwaardig gedeisd. Deze kinderen hadden zich bij de begroeting opvallend lief opgesteld ten aanzien van hun overgrootvader. Een voor een waren ze hem rond de nek gevallen. De reden hiervoor kon ik opmaken uit wat ik telkens hoorde herhalen in de vorm van een wens: het was vandaag zijn verjaardag. De man beantwoordde de omhelzingen en kussen met zichtbaar genoegen, zich ongetwijfeld afvragend of ze hier volgend jaar nog eens op deze manier zouden samenkomen – maar dat zal wel, ik kan mij niet voorstellen dat zo’n patente kerel er niet nog een jaartje zou bijdoen, al weet je het natuurlijk nooit, het kan rap gaan. Met eentje, een jongen, bleef hij bezig toen het kind hem al had losgelaten en naar zijn croissant snelde. De volgende, een meisje, was al rond ‘s mans nek gaan hangen en kreeg door het nog niet afgeronde gesprekje met haar voorganger niet de verhoopte belangstelling.

Het was een vrolijke en vreugdevolle bedoening. Allen deden zich te goed aan de croissant en het oud brood die hier, met de obligate voorverpakte porties boter en jam, als ontbijt worden geserveerd – alleen de ouwe at niet, hij had voldoende aan een petit café en een filterloze Gauloise waarvoor hij zich afzonderde op het terras. Hij was op mijn reis een van de eerste mensen die ik zag roken. En ja, net toen ik begon te denken aan hoe onwaarschijnlijk het stilaan werd dat ik ooit in zo’n rol zou kunnen aantreden, met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen in een vreugdevol samenzijn, weerklonk uit de computershuffle achter de bar dat lied Somebody That I Used To Know – waarmee de hele associatieketen aan elkaar werd gelijmd. Ik smeerde nog op het laatste sneetje brood – geroosterd en dus niet deze ochtend heel vroeg knispervers uit een oven gerold – de rest van een ongedefinieerde en enkel door de informatie op het schuitje als pruimenjam te identificeren brij uit, verorberde deze hap, leegde mijn glas fris appelsap, naar verluidt hier ergens in de streek artisanaal bereid, en verliet onopgemerkt de gelagzaal om mij klaar te maken voor alweer een lange fietsrit, een die mij vandaag naar Laval en Château-Gauthier zou voeren.

7403

F. in omgeving Dinant - 241119


maandag 9 december 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 455

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

23 augustus 2017


Het mooiste moment van deze 5de augustus 2017, de tiende dag van mijn reis naar Frankrijk, was vreemd genoeg toen ik langs de weg een elektriciteitspaal in de vorm van een kruis zag. Dit leidde niet tot een religieuze ervaring, wel tot een gedachtespinsel dat nog steek hield ook, vond ik. Want ik moest niet alleen denken aan de ‘gekerstende’ menhirs die ik in Bretagne op mijn weg had aangetroffen en aan de uit graniet gesculpteerde kruisen op de – jawel – kruispunten, maar ook aan de speelse vervorming waaraan West-Vlamingen het woord ‘elektriciteit’ soms onderwerpen. Zij hebben het dan over den illigen triek, waarbij illigen de dialectvorm is van heilige. Elektriciteit wordt door dit woordspel – ‘de Heilige Triek’ – met andere woorden iets aanbiddelijks, iets wat door verering nog groter wordt gemaakt dan het op zich al is.

(...)

Misschien moet ik er nog een ander moment bijnemen, een dat minder somber is. In café La Fontaine (Pouancé) zag ik de mooiste vrouw die ik ooit gezien heb, de vrouwen die ik heb liefgehad en die mij hebben liefgehad nu eventjes buiten beschouwing gelaten (misschien lezen ze wel mee). Ik heb daar verder niet veel over te melden. Een beschrijving doet er niet toe, het gaat hier om een uitermate subjectief oordeel en ik wil in dezen zeker geen normatieve indruk maken. Het enige wat belangrijk is, is dat ik dacht: ‘Daar zit een vrouw die in zich alle kenmerken verenigt waarvan ik vind dat ze deel kunnen uitmaken van wat men dan schoonheid kan noemen en zoals ik er nog nooit een heb gezien en misschien wel nooit meer een zál zien.’ Ik schatte haar leeftijd – grotendeels, want haar schoonheid leek mij tijdloos en klassiek, op basis van hoe haar partner en twee kinderen die met elkaar in de clinch gingen om het recht om een smartphone te bedienen (op hoeveel tienduizenden plaatsen zou nu, op dit ogenblik, een dergelijk tafereel zich afspelen?) – op ergens tussen de vijfendertig en veertig jaar. Het gezin bediende zich van de Nederlandse taal, maar dan wel met een accent van boven de Moerdijk.

Ik werd er een beetje weemoedig van, en om dat tegen te gaan, probeerde ik mij op mijn petit café te concentreren maar dat lukte maar half want de Engelse uitbaters van café La Fontaine hadden het gepresteerd mij een brouwsel uit een koffiezetapparaat voor te zetten en niet het door mij verlangde product van een expressomachine die ook zelf de bonen maalt – wie weet hoelang geleden die koffie was gezet en hoelang ze dus al op de elektrische plaat stond te pruttelen. Ik legde de voor deze crime gevraagde 1,25 € op de toog – reken zelf maar uit hoeveel zo’n koffiekan opbrengt – en verliet met ingetrokken buik het pand, zonder een blik te werpen naar mijn Hollandse schone want dat vond ik om de een of andere manier niet kunnen.

Vijf kilometer meer naar het zuiden stond ik bij de Menhir de Pierre Frite, een geval van meer dan vijf meter hoog dat daar op onnaspeurbare manier rechtop in het land was komen te staan – en daar al een paar duizend jaar stond en nog steeds staat. Bizar. Ook vreemd was dat iemand het in zijn hoofd had gehaald om, zo verstandig was hij wel, boven het bereik van ieder persoon die er zich aan kon ergeren, een nis uit deze monoliet te hakken, nauwelijks tien bij twintig centimeter, om daarin een minuscuul Mariabeeldje achter te laten. Dit leek mij van een even schabouwelijke achterbaksheid als die van een hond die overal tegen pist om zijn territorium af te bakenen – en die hond heeft dan nog voor dat hij zich voor dat gedrag niet op hogere machten beroept. Ik kon mij dan ook geheel en al scharen achter de commentaar die een met deze onwaardige mariale toevoeging niet opgezette passant had achtergelaten op het didactische bordje dat bij de menhir was geplaatst en dat niet alleen van de ontstaansgeschiedenis maar ook van de kerstening ervan gewag maakte – met woedende viltstiftkapitalen stond daar geschreven: ‘Les vandales psychopathes ont encore frappé! Ni dieu ni maître, définitivement.’






7402

F. in omgeving Dinant - 241119


zondag 8 december 2024

boekverhaal 5

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vast hangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


oktober 1976

KLEIN DING


Uit eigen beweging zou ik Le Petit Chose nooit hebben gelezen. Maar het moest voor school. Zo klein was dat ding nu ook weer niet: 315 bladzijden in de inmiddels vergeelde Livre de Poche-uitgave die ik al die tijd, bijna een halve eeuw, heb bewaard. Zonder daar ooit nog een bladzijde in te lezen.

Het ontgaat me nu volledig waarom we dat boek moesten lezen. Diende er een bespreking van te worden gemaakt? Werden we erover ondervraagd? Volgde er een ‘klassikale’ bespreking? Ik weet het niet meer. Ik weet ook niet meer waarover de roman van Alphonse Daudet gaat. Het is me in elk geval niet bijgebleven. Ik heb in elk geval niet de indruk dat het boek een verpletterende, vormende, beslissende indruk op mij heeft gemaakt. Ik vraag me dan ook af of het een goed idee was om ons, vijftienjarige pubers, te verplichten om er een uur of twintig van onze vrije tijd aan op te offeren.

Of het zou moeten zijn dat het onze kennis van het Frans ten goede zou komen. En dat geloof ik dan weer wel. Le petit chose was in elk geval voor mij het eerste boek in een andere taal dat ik volledig uitlas. Lezen vijftienjarigen vandaag nog Franstalige boeken van 300 bladzijden? Engelstalige allicht wel, maar in het Frans?

Voor mij viel dat Frans nog wel mee. Thuis was Frans geen vreemde taal. Mijn vader las veel Franstalige boeken, radio en tv stonden vaak op Franstalige zenders. Ik vraag me af hoe lastig de taak voor mijn klasgenoten moet zijn geweest.

Ik heb in mijn leven nooit veel anderstalige boeken gelezen. Misschien had ik dat beter wel gedaan, maar ik ben er altijd te lui voor geweest. Men zegt dat er in een vertaling veel verloren gaat. Ik geloof dat niet. Of beter: het is zeker niet altijd een bezwaar. Ik ben van oordeel dat een goede vertaling nooit evenveel verlies kan opleveren als er onvermijdelijk is door het eigen gebrekkige vermogen om een andere taal tot in de diepste nuances te begrijpen.

Ik herlees nu de eerste twee, drie bladzijden van Le Petit Chose. Ik zie woorden onderstreept staan: pan, ourdisseuses, agonisa, prodige, gambader, leste, exaspéra. Dat waren de woorden die ik moest opzoeken. Nu ken ik van meer woorden de betekenis dan indertijd. Ik heb dus blijkbaar wel wat vooruitgang geboekt. En die is er onder meer door dat opgelegde leeswerk gekomen.


Alphonse Daudet, Le Petit Chose


7401

Omgeving Dinant - 241119

zaterdag 7 december 2024

een mooi moment, vorige week 85

241201

VOLDOENING

Twee afspraken op één dag die in het water vallen, dat is op een mooie zondag normaal gesproken toch wel des Guten zu viel, maar ik blijf niet bij de pakken zitten en begeef mij, zondag of niet, aan den arbeid. Voor de leesclub van morgen (Schijngestalte van John Banville) probeer ik met het betere kleur- en lijnenwerk wat structuur in mijn notities aan te brengen, en ik maak een recensie van de debuutbundel van Johan Clarysse: Het geduld van water. Vooral dat laatste verschaft mij voldoening want niet alleen is het een zeer sterke bundel, met enkele prachtige gedichten erin die wat mij betreft niet zouden misstaan in een bloemlezing van de betere recente Nederlandstalige poëzie, maar ook doet mijn ijverige schrijven, dat eigenlijk een vorm van veredeld puzzelen is, waarbij niet alleen de beperking (in de omvang) maar ook het toeval een aanzienlijke rol speelt, mij denken aan de tijd dat ik regelmatig dit soort teksten produceerde. Ik heb me de jaren daarna vaak afgevraagd met welke pretentie en argeloosheid ik dat deed, maar kijk, nu ervaar ik het weer en ik maak mij sterk dat het uiteindelijke resultaat er best mag zijn. ‘s Avonds bekijk ik dan nog Un prophète van Jacques Audiard, en op die manier kan ik deze zondag, die op misnoegdheid en neerslachtigheid leek af te stevenen, met tevredenheid en ook wel enige voldoening afsluiten.




7400

Omgeving Dinant - 241119


vrijdag 6 december 2024

een mooi moment, vorige week 84

241130

VOLHARDING


In 1995 en 1996 maakte ik samen met Rita Geys een reeks voor De Standaard der Letteren onder de weinig geïnspireerde titel De bibliotheek van… Elke week bezochten we, beurt om beurt, een bijzondere bibliotheek ergens te lande. Geen instelling maar een privéverzameling. Ik herinner mij verzamelaars van boeken over oorlog, over spionage, over de klassieke oudheid, over en van Guido Gezelle of Stijn Streuvels of Felix Timmermans. Meestal kwamen we bij al wat ouder wordende mannen uit, al dan niet pijprokers – de meesten zullen ondertussen wel al overleden zijn. Mijn beste herinnering bewaar ik aan mijn bezoek aan Bernard de Coen. Hij was een atypische bibliotheekbezitter. Hij was toen nog bijzonder jong en had, naar mijn smaak, het origineelste concept als basis voor zijn boekenverzameling. Hij zocht en vond en kocht alle vijfhonderd boeken die Bernard Pivot in 1988 had voorgesteld in zijn La Bibliothèque idéale, een lijvige bucketlist (dat woord bestond nog niet), opgedeeld in vijftig rubrieken, met daarin telkens tien uitgelezen boeken. Die rubrieken staan in Pivots ideale bibliotheek dan weer opgedeeld onder de noemers ‘Littératures du monde entier’, ‘Du roman à la BD’ en ‘Histoire et savoir’. Elke rubriek bevat naast de tien ‘uitverkoren boeken’ en hun korte beschrijvingen nog eens negendertig andere titels, waar de auteur dan ook nog eens summier op ingaat.

Mijn gesprekspartner van weleer had zichzelf de opdracht gegeven om alle vijfhonderd boeken niet alleen te verzamelen maar ook, uiteraard in het Frans, te lezen. De volgorde liet hij door het lot bepalen. Indertijd was hij nog maar net aan deze taak begonnen. Het verwerven van de boeken verliep ook niet altijd gemakkelijk. Hij las elk boek, ook de Bijbel, van voor naar achteren uit. Consciëntieus, nauwgezet, gedreven en verbeten, maar gelukkig ook met een grote liefde voor literatuur, kennis en lezen.

Achtentwintig jaar later kan Bernard de Coen zeggen dat hij zich van zijn taak heeft gekweten. Het laatste boek is uit. Ik vind dit een merkwaardige prestatie. Niet alleen omwille van de volharding, maar ook omdat De Coen op een eigentijdse manier iets heeft aangetoond wat ik niet zo goed weet te verwoorden. Het heeft met contingentie te maken. Met een probleem dat elke lezer kent. Met volharding ondanks het absurde. Umsonst, trotzdem.


foto: Elke Pannier


https://www.standaard.be/cnt/dmf20241129_93426544