241218
KEUZE TE OVER
Ik deel een artikel over een klacht tegen een treinconducteur die bij het begroeten van de reizigers de twee landstalen niet in de juiste volgorde had gebruikt: hij had in Vilvoorde eerst ‘bonjour’ gezegd en pas daarna ‘goeiedag’. Terwijl het natuurlijk omgekeerd moest zijn volgens de taalregels van de NMBS. Of eigenlijk zelfs alleen maar ‘goeiedag’ omdat de trein zich nog op Vlaams grondgebied bevond. Gerard Goossens, archivaris bij de VRT, spreekt mij op het delen van dat artikel aan en noemt mij een ‘antiflamingant’. (Ik had het artikel uit De Standaard gedeeld met de sarcastische opmerking ‘Ondertussen houden de flaminganten zich met de werkelijk belangrijke dingen bezig.’) Dat geeft mij een mooie gelegenheid om mijn positie ten aanzien van het flamingantisme eens uit te klaren.
Mijn bezwaren tegen het flamingantisme zijn misschien vooral van esthetische aard. Ik hou niet zo van zangfeesten, vendelzwaaien, taalpurisme en quota voor Nederlandstalige liedjes op de radio. Die Nederlandstalige liedjes, overigens, zijn op zich goed genoeg en hebben geen quota nodig.
Maar het flamingantisme is op zich voor mij geen steen des aanstoots. Het is een verwaarloosbaar anachronisme. Het is een manifestatie van een ruimer kwaad, dat wel expliciete tegenstand verdient: het nationalisme.
Noem mij gerust een antinationalist. Ja, ik ben overtuigd antinationalist. Omdat ik van oordeel ben dat de problemen die ons werkelijk zouden moeten bezighouden alle grenzen overschrijden. En laat grenzen nu net datgene zijn wat nationalisten in stand willen houden of creëren. De kwestie van de conducteur die eerst ‘bonjour’ zei en dan pas ‘goeiedag’ terwijl het omgekeerd of alleen maar ‘goeiedag’ had moeten zijn, en waarschijnlijk niet omdat hij bewust anti-Vlaams of anti-Nederlands wilde zijn maar gewoon omdat hij de exacte positie van de trein op een kilometer na niet juist inschatte, vormt een karikaturale illustratie van wat ik bedoel. De aanklager trekt uitermate principieel een grens. Inhoudelijk en volgens de letter van de wet die, dat is op zich al gek genoeg, bestáát, heeft hij gelijk. Maar daar gaat het mij niet om. Het is het feit dat hij zich met dit soort futiele onverdraagzaamheden bezighoudt en bijvoorbeeld niet eens de mogelijkheid overweegt dat de conducteur zich gewoon vergist heeft of eventjes niet alert genoeg was. Het is het feit dat onze flamingante aanklager zijn kans schoon ziet om uiting te geven aan zijn fanatieke geloofsovertuiging, namelijk dat zijn rechten als ingezetene van een van de door de taalwetgeving afgebakende regio’s van dit land worden geschonden.
‘Ik nodig de anti-flamingant Pascal Cornet graag eens uit in Brussel om mij te komen vertellen wat wél belangrijk is, als het toepassen van Belgische wetten daar blijkbaar niet meer bijhoort,’ schrijft Gerard Goossens. Nou, euh… Misschien een paar probleempjes die wél taalgrensoverschrijdend zijn, zoals die trein in Vilvoorde en de vriendelijke conducteur erop zeer beeldend, metaforisch als het ware, veraanschouwelijkten? Drugs? Vervuiling? Verkeersinfarcten? Criminaliteit? Woningnood? Vluchtelingen? Lobbyisme? Spionage? Bestuurlijke versnippering? Een democratie in crisis? De laatste unitaire partij? L’embarras du choix, zou ik zeggen. Pardon, euh, excuseer of verschoning: keuze te over.