Ik blijf staan en kijk om naar Groot Borgloo: vier zachtgele rechthoeken in het donker. Het donker omsluit me nu, de sterren hangen als een warrig snoer kerstlampjes in de lucht. Maar straks wordt het weer dag.
In de verte zijn de zwarte contouren van het hek van de begraafplaats zichtbaar. Daar is de hemel weids en open en kun je goed naar de sterren kijken.
Als ik terugkom bij het huis, staat Eva in de keuken af te wassen. De houtkachel brandt. Ze heeft roze handschoenen aan en een rode afwasborstel vast.
Philip Huff, Boek van de doden, 274