zaterdag 24 september 2022

notitie 301

SCHEEF 

 

Ik was snel door de hele tentoonstelling gelopen, had mij door niets aangesproken gevoeld. Of ik was niet in de stemming of de kunstwerken waren van dien aard dat ze geen aansluiting konden vinden bij mijn smaak en referentiekader. Of allebei: een wederzijds gebrek aan afstemming. Maar het ligt natuurlijk het meest aan mij want ik heb een volkomen voorbijgestreefd verwachtingspatroon wanneer ik een museum of tentoonstellingsruimte betreed. Ik ben in de negentiende eeuw blijven steken.

Enfin, soit, wij werden naar de receptiezaal geleid, waar zou worden gesproken. Een aanwezige kunstcriticus, die tot wanhoop van de tapper-van-dienst tegen de mobiele tapinstallatie aanleunde, stak zijn vreugde niet onder stoelen of banken toen hij hoorde dat de schepen van Cultuur niet aanwezig was omdat hij elders andere verplichtingen had. Bij de vorige manifestatie met actuele kunst was dat ook het geval geweest.

Diegenen die wel spraken kwamen niet verder dan dankbetuigingen, het noemen van namen, een vage verklaring van de aan een getallenreeks, of aan de kwadratuur van de cirkel, refererende titel van de tentoonstelling.

Voor het ophalen van mijn Brugse Zot wachtte ik tot de eersten bij de tapinstallatie waren gepasseerd, zo zou ik niet al te gulzig lijken.

Ik ging bij X staan, de enige persoon van het gezelschap die mij aanspreekbaar leek. Hij was in gesprek met Y, die mij van Facebook kende. Haar naam kwam mij bekend voor. Wij bleken met elkaar verbonden via een transgender- en een queerconnectie. En ook via een voormalige schoonbroer van mij, met wie Y, zei ze, ooit nog eens een scheve schaats had gereden.

X verwonderde zich over de uitdrukking ‘een scheve schaats rijden’. ‘Toch een mooie uitdrukking,’ zei hij. Ik herinnerde mij dat ik daar vroeger ook al eens had bij stilgestaan. Y vroeg zich af wat de etymologie van de uitdrukking kon zijn. Zij zou het thuis eens opzoeken. ‘Welk scheef zou worden bedoeld?’ vroeg ik. Schaatste je plots een andere richting uit, een andere dan de beoogde? Of doelde de uitdrukking op het niet mooi rechtop schaatsen, met de schaatsen een scherpe hoek vormend ten aanzien van het ijsvlak, zoals beginnende schaatsers doen?

X had intussen oog opgevat voor de hellingsgraad van de vloer van de zaal waarin we ons bevonden. ‘Wellicht voor de vergaderingen die hier ooit moeten hebben plaatsgevonden,’ opperde hij. Ik veronderstelde dat hij bedoelde dat de belangrijkste aanwezigen op de lager gelegen plek in de zaal beter konden worden gezien door wie achteraan in de zaal, maar dan wel iets hogerop, hadden plaatsgenomen.

Ondertussen had de dj het nodig gevonden om met muziek de gesprekken onmogelijk te maken. Of dan toch ernstig te bemoeilijken. Dreiklangsdimensionen, Eisbär – de man had een duidelijke voorkeur voor een bepaald soort Duitse muziek van langgeleden.

Ik verplaatste mij naar een andere zaal waar ik een zitbank wist. Daar was de vloer ook scheef, maar dan wel overdreven, onnatuurlijk scheef: een ingreep van de architect die het oude gebouw had ingericht met het oog op zijn nieuwe functie van tentoonstellingsruimte voor actuele kunst. Ik nam plaats en keek naar de video die op de tegenoverliggende muur werd geprojecteerd en naar het op de scheve vloer uitgestalde ensemble met de voorwerpen die in de video voorkwamen. Op de videoloop schoof telkens een citaat van Sartre uit La Nausée voorbij. Ik las het verschillende keren maar het is mij toch niet bijgebleven. Ik zag een jongeman die, onhandig stappend op de scheve vloer, met zijn smartphone het voorwerpenensemble filmde en dan ook de video. ‘Voor mijn vriendin thuis’, zei hij. ‘Ik beloofde haar wat beelden door te sturen.’ Ik vond het een sympathieke jongeman. Wat later – ja, ik bleef daar een hele tijd zitten – kwam een al wat oudere man naast me zitten. Zijn uiterlijk deed mij aan een andere ex-schoonbroer van me denken. Hij vroeg of ik Z kende, een van de kunstenaars die door de curator in haar tentoonstelling was opgenomen. Ja, ik kende Z. De man kende hem alleen van naam van op Instagram. Hij wou hem wel eens ontmoeten en vroeg mij hem te beschrijven. Ik beschreef Z. Dat viel niet mee. Ik zei aan de man dat ik Z voor hem zou zoeken en zou vragen om naast hem op de zitbank te komen plaatsnemen. Ik doorliep nog eens de hele tentoonstelling op zoek naar Z. Ik keek geen tweede keer naar de werken. Ik vond Z nergens. Ik betrad de zaal met de video en de erg scheve vloer en gebaarde naar de oudere man, die nog altijd op het bankje zat, dat ik Z niet kon vinden. Ik hief mijn armen en vormde een gebaar van vruchteloosheid. Ik draaide me om en stapte naar de uitgang.

Het leek me dat ik niet veel anders kon doen dan naar huis gaan. Het was inmiddels beginnen te regenen. De stenen glommen. In de restaurants zaten koppels tegenover elkaar. Ze aten en spraken. Of spraken niet en aten zwijgend. Het viel me op dat de vrouwen meestal met hun rug tegen de muur zaten en de mannen met hun rug naar de zaal gekeerd.