EMOTIE
U ziet de illustratie bij dit stukje en u denkt waarschijnlijk dat hier een tirade volgt tegen de actie van warenhuisketen Aldi om bij elke ‘aankoopschijf’ van 15 euro een poppetje uit te delen; of tegen de ecologische waanzin van dergelijke acties; of tegen het manipulatieve en onethische karakter ervan (mikken op de kinderen om de ouders meer geld uit hun zakken te kloppen). Of misschien verwacht u een pleidooi tegen het gebruik van emotietekens (emoticons of emoji of hoe die ondingen ook mogen heten) – mensen die mij een beetje volgen weten dat ik die surrogaten van echte verbale geschreven communicatie vermijd en eigenlijk ook maar matig kan appreciëren.
Neen, niets is minder waar. Ik heb iets positiefs te melden over de emoji-actie van den Aldi. U staat met andere woorden op het verkeerde been.
Meestal ga ik naar de Carrefour hier om de hoek, maar als ik in de buurt ben en er aan denk, en ik bovendien krap in de wijn zit of nog eens zin heb in in diepgevroren toestand naar hier verscheept lamsvlees uit Nieuw-Zeeland (ik weet het, grondig fout, korteketen en zo…), dan stap ik de Aldi binnen. Zo ook vandaag.
Na het doen mijner boodschappen – en uiteraard met méér in de winkelkar dan ik aanvankelijk had ingeschat, maar zo gaat dat nu eenmaal en alles zal wel zijn weg vinden, er wordt hier niets verspild – bevind ik mij aan de kassa en stop mijn aankopen in mijn fietstassen, die ik mee naar binnen heb genomen. De caissière rekent af en schuift me, terwijl ik nog aan het wegstoppen ben (want ik kan haar scantempo niet volgen), alvast zes kleine doosjes toe waarin dus – dat besef ik al vlug want ik heb de radioreclame gehoord – van die emojipoppetjes zitten.
Wat moet ik daarmee?
Precies op het moment dat ik mij dat afvraag, zie ik hoe de dame die achter mij haar aankopen op de rolband heeft gelegd naar die doosjes kijkt. Zij is ergens tegen de veertig aan, schat ik. Een jonge moeder.
Ik heb een bestemming voor mijn poppetjes. Wanneer ik klaar ben met wegstoppen en betalen, gris ik de zes doosjes bijeen en richt mij tot de roodharige jonge moeder (zij heeft rood haar): ‘Kunt u hier iets mee?’ ‘Ja hoor,’ antwoordt zij prompt. En vervolgens: ‘Ik hoopte er al op.’
Dat is een volstrekt overbodige toevoeging en bovendien voor haarzelf statusverlagend want zij, die toevoeging, verraadt een begerigheid die toch wel ongepast mag worden genoemd. Maar het is wel eerlijk natuurlijk en, hoe moet ik het zeggen, ontwapenend, vertederend. Ik deponeer de zes doosjes in haar als een kommetje naar mij uitgestrekte handen, en permitteer me een al eveneens lichtjes onbeschaamde mededeling: ‘Dat had ik al menen te zien.’ Daarmee wijs ik haar – onbedoeld – een beetje terecht, wat me evenwel niet kwalijk wordt genomen want er verschijnt een brede glimlach op haar gelaat. ;-) Die nog eens wordt herhaald wanneer wij op de parking onze fietstassen aan onze fiets hechten (elk zijn/haar fiets) en onze weg in het leven verder bewandelen, elk zijn/haar eigen weg. Zij met emojipoppetjes en ik zonder.