maandag 5 september 2022

notitie 288

IJDELHEID 

 

‘Zwier de lomperiken eruit’, is een advies dat vaak terugkwam. ‘Waarom kikker je er de onfatsoenlijken niet gewoon uit?’ ‘Doe enkel voort met wie jou gunstig gezind is.’

Er bleken opeens heel veel gunstiggezinden te zijn, het aantal steunbetuigingen was overweldigend. Ik voel mij dankbaar. Het was bijna gênant, alsof ik daaropuit was geweest. Maar neen, ik had daar helemaal niet aan gedacht toen ik gisteren mijn ‘overweging’ schreef: of het misschien niet beter zou zijn om te stoppen met op Facebook deel te nemen aan het maatschappelijke debat. Ik schreef mijn overweging louter op gevoel, vanuit de buik, in de emotie van het moment. En dus, @Marnix De Keukelaere, is het antwoord op jouw vraag of het mijn ‘uiteindelijke bedoeling’ was zeer stellig: neen.

Op het inhoudelijke debat zal ik nu niet terugkomen, dat zou pathetisch worden.

Ik wil het over dat advies hebben. Ik begrijp het, maar het is niet wat ik wil. Als je je alleen maar tot gelijkgestemden richt, kun je nooit worden geconfronteerd met een afwijkende mening, en leer je bijgevolg nooit iets bij. De likes en hartjes zijn leuk, maar de tegenkantingen, bijsturingen en nuanceringen zijn interessanter. Voor zover het hoffelijk blijft natuurlijk.

Ik heb met bijna het maximum aantal Facebookcontacten uiteraard geen volledige controle over wie er allemaal mijn teksten leest. Hoe het komt dat ik er zoveel heb – ik zou het niet meer weten. In het begin verzamelde ik er zoveel mogelijk, het was mij enkel te doen om het gaande houden van mijn blog. Van de bijna vijfduizend zogenaamde ‘Facebookvrienden’ (ik heb het liever over ‘Facebookcontacten’) krijgt ik waarschijnlijk niet eens een tiende regelmatig op bezoek. Ik zou die andere negen tienden moeten schrappen, maar begin daar maar eens aan. En bij dat actieve tiende zijn er natuurlijk een aantal die qua gesprekstechniek en etiquette duidelijk in een andere wereld leven als deze waarin ik verkies mij te begeven. Ik zou dan als een soort politieagent van mijn eigen tijdlijn telkens moeten ingrijpen wanneer iemand iets zegt wat mij niet zint of op een manier die mij niet zint. Daar begin ik liever niet aan.

Neen, ik moet maar voortdoen met wie er is. En mij optrekken aan de talrijke steunbetuigingen. Ik dacht dat ik gelezen werd door enkele tientallen, maar het lijken er eerder enkele honderden te zijn. Dat is echt wel een opsteker.

Velen vragen mij uitdrukkelijk er niet mee te stoppen. Ik krijg veel lof toegezwaaid: ‘smaakmaker op dit medium’; ‘onmisbaar’; ‘vreselijk hard nodig om tot verandering te komen’; ‘bron van inspiratie, verwondering en contentement’; ‘je woorden, je standpunten, je inzichten zijn voor velen van ons een grote steun’; ‘je stukken zijn zinvol’!

Deze bloemlezing – of juister: het feit dat ik haar hier weergeef – lijkt een van de (talrijke) commentaren te bevestigen. @Jan-Willem Lubbers, een digitale vriend van zo ongeveer het eerste uur en iemand die ik zeer waardeer en die ik ook in de werkelijkheid al een paar keer heb ontmoet (ondanks de grote afstand tussen ons beider woonplaatsen), vraagt of mijn Facebookpagina en blog niet ook ‘een vorm van uit de hand gelopen ijdelheid’ zijn. De vraag zet mij aan het denken. Inderdaad, ik ben zeker niet ongevoelig voor lof en waardering. Zoals elk mens streef ik naar erkenning. Maar is er iets mis met wat gezonde pretentie? Is dat ijdelheid? Ik denk het niet. Het zou ijdelheid zijn mocht de verkregen erkenning afgedwongen worden en onterecht zijn. Het is niet aan mij om te beoordelen of dat in mijn geval zo is. Maar, Jan-Willem, je vraag is aangekomen en ik probeer wel degelijk het gevaar waarop je wijst te ontwijken. Altijd.

En dus, beste mensen, doe ik nog even voort. Nog zeker tot aflevering 300 van deze notities, en daarna zien we wel. Misschien begin ik dan alsnog kattenfoto’s te posten. Of uit te pakken met staaltjes van mijn gastronomisch kunnen. Of ik gooi het over een nog andere boeg. Ik heb al iets in mijn hoofd. De werktitel is: ‘Alleen het mooie’. We zien wat het wordt.