IZJOEM
‘Dergelijke traumatische ervaringen zijn niet na te vertellen.’ Dat schrijft Christophe Boltanski in De schuilplaats, na een vijf bladzijden lange opsomming van de gruwelen die een soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog kon meemaken: loopgraven, modder, gepunte palen, obussen en granaten, paniek, ‘lijken die met wijd gespreide armen als vogelverschrikkers in het prikkeldraad hangen, het onafgebroken kermen van gewonden in de nacht’ (83), ‘bloot liggende organen’ (85), ‘lauwwarme viezigheid’ (85), ‘evenveel aanvallen als stapels lijken’ (87), enzovoort. ‘Dergelijke traumatische ervaringen zijn niet na te vertellen.’ (87) (Dit doet denken aan het zwijgen, het onvermogen om na te vertellen van diegenen die zijn teruggekeerd van de concentratiekampen.)
Die bladzijden las ik – toevallig – net nadat ik op de radio VRT-journalist Rudi Vranckx had gehoord. Vranckx bracht verslag uit vanuit Oekraïne, vanuit nog maar eens een oorlog, nu bijna 110 jaar later – maar er is niets veranderd, het is de verschrikking van de eeuwige terugkeer.
Soms, moet ik toegeven, verdenk ik Rudi Vranckx ervan een beetje te teren op de heroïek van de oorlogsverslaggever. Er zit een obscuur randje aan dat opzoeken van gevaar. Er is het zorgvuldige met een zwaai in de sjaal opgebouwde imago van de vrijbuiter. Maar dan duw ik dat vooroordeel weg en gelóóf in de oprechtheid van deze man-met-een-missie. Hij wil tonen wat ontoonbaar is maar móet worden getoond. Hij wil het onuitsprekelijke dat toch moet worden gehoord een stem geven. Hij wil de traumatische ervaringen die anderen – ménsen toch ook – meemaken navertellen. En dat is een noodzakelijk werk.
Het verslag is indrukwekkend. Ik beluister het nog eens (dat kan hier). Vranckx staat op het punt om, onder escorte, het pas ontdekte massagraf in een bos nabij de door Oekraïense strijdkrachten op de Russen heroverde en compleet vernielde stad Izjoem te bezoeken. Daar zouden 440 mensen begraven liggen. Forensisch onderzoek zal moeten uitwijzen hoe ze aan hun eind zijn gekomen. Er wordt gewag gemaakt van folteringen, maar er zouden ook veel slachtoffers van de bombardementen bij zijn. Vranckx heeft ter plekke gesproken met Oekraïeners die het halve jaar Russische bezetting hebben doorstaan en overleefd. Een ervan vertelde dat zijn zoon werd opgehaald om lichamen te begraven. Sommige lichamen waren verminkt. De oren waren afgesneden. ‘Wat is daar in hemelsnaam allemaal gebeurd?’ zucht Vranckx. ‘Hoe kan je, als je maandenlang in een kelder hebt proberen te overleven, in hemelsnaam (nog eens in hemelsnaam) vertellen wat je voelt en hoe dat is? Er is een soort van verdwazing.’ Het is dát onvermogen om het na te vertellen waarover Boltanski het had, vermoed ik – en meer dan vermoeden kan ik niet want ik heb niets meegemaakt dat, hierbij vergeleken, ook maar de moeite van het vertellen waard is.
Christophe Boltanski, De schuilplaats (vertaling (2016) door Prescilla van Zoest van La Cache (2015))