maandag 19 september 2022

Wessel te Gussinklo, De hoogstapelaar

notitie 297

Het moet geleden zijn van De pianiste van Elfriede Jelinek dat ik mij nog in die mate heb geërgerd aan een boek dat ik tot het einde moest uitlezen omdat ik mij daartoe had verbonden. (De pianiste gooide ik destijds in een hoek van de kamer, waarna ik het in vier stukken uit elkaar trok. En nog was mijn woede niet bekoeld. Dat kan tellen want ik ga zorgvuldig en schier sacraal met boeken om. Maar Elfriede had me zodanig het bloed van onder mijn nagels gepest dat ik niet aan deze vernielzucht kon weerstaan. Overigens was het maar een pocketje van Rainbow, dus bleef de schade beperkt. En ik heb de stukken bewaard. Als herinnering aan mijn uitval, maar ook uit respect voor de auteur want De pianiste is zeker geen slecht boek.)

Nu had ik het bijna met De hoogstapelaar van Wessel te Gussinklo, dat ik helemáál moest lezen omdat we er binnenkort een leesclub over hebben. Ik las eerder al De verboden tuin, het eerste deel van de tetralogie waarvan De hoogstapelaar het derde is. Deel 2, De opdracht, dat evenveel tekst bevat als 1 en 3 samen, sloeg ik over. En dan wacht ook nog het eveneens lijvige deel 4, Op weg naar De Harz.

De hoogstapelaar, wat kan ik erover zeggen? Moet ik er eigenlijk wel iets over zeggen? Ik zal het kort houden. Het gaat over een jongen van zeventien die zijn identiteit vormt. Hij laat zich daarbij inspireren door het gedachtegoed van de Franse existentialisten – dat hij overigens maar zeer oppervlakkig kent. Eerst denkt hij dat hij met uiterlijk vertoon en zelfbeheersing aanzien en populariteit kan verwerven, maar wanneer hij eindelijk heeft begrepen dat erkenning niet kan worden afgedwongen, besluit hij dat hij enkel met inzicht en innerlijke rust zijn innerlijke leegte zal kunnen vullen. We bevinden ons in een summier getekende Nederlandse stad ergens eind de jaren vijftig, begin zestig. Er is een summier getekende vriendenkring, en enkele summier getekende kroegen en een summier getekende kerk zijn de decors. Ewout, zo heet onze jongeman, leeft onder één dak met zijn moeder, een weduwe die stilaan haar greep op hem begint te verliezen. Te midden van deze schimmige wereld gaat de meeste aandacht uit naar het innerlijke leven van het uitermate onsympathieke hoofdpersonage, die een tirannieke narcist blijkt te zijn die de mensen in zijn omgeving manipuleert en uiteindelijk bijna tenondergaat aan lethargie en depressies. Bij dat alles verschuilt een ondertoon van ontluikende homoseksualiteit zich achter homofobie. En ja, er wordt ook veel gerookt en cola gedronken.

Voilà. Daar heeft Wessel 376 bladzijden voor nodig. Dat is meteen ook mijn grootste bezwaar: dat Te Gussinklo met al zijn aarzelingen, herformuleringen, herhalingen, moduleringen en variaties op steeds hetzelfde thema, gecombineerd met een zeer eigenzinnige grammatica die misschien wel vlot wégleest maar die, vind ik, elementair is, hard als beton en van schoonheid gespeend – dat Wessel te Gussinklo dus bijzonder veel ruimte nodig heeft om een al bij al zeer beperkt thema uit te werken. Het mag dan al zijn dat hij hiermee de werking van een zoekend puberbrein evoceert, zijn stijl en traagheid werkten danig op míjn systeem, met de hierboven beschreven, ternauwernood onderdrukte reflex tot gevolg.

Vreemd genoeg verwijst de titel van dit boek – bedoeld of onbedoeld – naar een van de vrolijkere werken van Thomas Mann: Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull. Een Hochstapler is, zo leert mij het vertaalwoordenboek: een bedrieger, een oplichter. Dat klopt dus wel, maar het verband dat ik onderken tussen het saaie boek van Te Gussinklo en de klucht van Mann is bevreemdend. Andere verbanden zijn leuker – om toch op een positieve noot af te sluiten. Plezierig is het om, in de vorm van toespelingen, Oek de Jong (een jurk die opwaait (27)), de stalmeester van Wim Sonneveld (‘afstand moest er zijn’ (112-113)), J.J. Voskuil (‘mieters’ (38)), Nescio (‘aardige jongens’ (175)) en Gerard Reve als cameo’s te zien voorbijfietsen, die laatste in de gedaante van ‘Frits’, een van Ewouts schlemielige vrienden. Reve? Op het achterplat staat een quote van Peter Buwalda, ter aanprijzing: ‘Beter dan De avonden!’ Buwalda dwaalt.

 

Wessel te Gussinklo, De hoogstapelaar (2018)