woensdag 9 april 2014

tour 9



26 februari 2014

Jacqueline had de boekjes en ook enkele mappen en kaarten klaargelegd. Op een overzichtskaart van Frankrijk had Omer het traject van de zeventien of achttien reizen die hij tussen 1995 en 2009 had gemaakt met fluostift uitgezet: kleurige lijnen die zowel in het westen als in het oosten de Vijfhoek doorkruisten. Op de vrije ruimte in het Kanaal, tussen Bretagne en Brittannië, had hij in zorgzaam handschrift de jaartallen geschreven, de eindbestemming of startplaats (Tarbes, Marseille, Rome, Sevilla, acht maal Compostela) en de namen van de personen met wie hij de reis had gemaakt – behalve wanneer hij alleen op pad was gegaan. De naam van zijn dochter stond met fraaie letters geschreven naast de vermelding ‘2005: Arlon-Arles’. Pia had er mij heel summier iets over verteld: hoe ze samen, vader en dochter, het hele land hadden doorkruist langs de zogenaamde ‘groene weg’.

Ik keek vol bewondering naar Omers palmares. Hij had in de weinige jaren die hem na zijn vroege pensionering waren toegemeten niet stilgezeten. Die keer dat ik hem ontmoette langs de Vesten, was amper twee jaar voor zijn dood in 2012. ‘U bent stevig aan het trainen,’ informeerde ik toen. Hij vertelde mij toen over zijn talrijke verre reizen. Nu plande hij nog eens een reis naar Compostela. Ik liet mijn bewondering blijken. Hij wuifde het weg. ’t Is een fluitje van een cent als je in goede conditie bent. ‘Maar dat bent u zeer klaarblijkelijk,’ zei ik nog. Ik herinner me nog goed dat hij grijnsde. Hij leek te aarzelen, maar vertelde me dan toch dat er een schaduw over zijn onderneming hing. Er was een stent in zijn hart geplaatst. Ik durfde hem niet te vragen of het dan wel zo’n verstandige onderneming was om helemaal naar Compostela te fietsen – quitte of dat nu een door de Voorzienigheid bewaakte en begunstigde bestemming is of niet. Maar hij zou het er toch nog een keer op wagen. Ik herinner me nu niet of hij er toen aan toevoegde dat het de laatste keer zou zijn – het is mogelijk maar misschien vervorm ik mijn herinnering om het verhaal beter te doen kloppen.

Die reis naar Compostela van 2011 is Omers laatste meerdaagse trip geweest. De zondag voor zijn hersenbloeding in februari 2012 waren we op zoek, vertelt Jacqueline mij, naar een vlucht naar Sevilla om een derde maal aan de Via de la Plata te beginnen.

Nu is hij voor altijd weg, maar niet met de fiets.

Jacqueline opende de mappen, ze toonde de voorbereidingen die haar man had gemaakt. Minutieus opgestelde tabellen met start- en aankomstplaatsen, afstanden, adressen van campings, enzovoort. Omer was een zeer nauwgezette man. Hij had een witte bros, een militaire allure. Hij was leraar lichamelijke opvoeding geweest. Hij wist wat dril en discipline zijn en kunnen opleveren. Ik kan me indenken dat hij een strenge vader en strenge man moet zijn geweest. Niet het minst voor zichzelf streng.

Jacqueline: ‘Hij hield ervan alleen op weg te zijn in confrontatie met zichzelf. Trouwens, “Solo reis je nooit alleen”, ze hij. Dan heb je dikwijls verrijkende ontmoetingen.’

Dat moet je wel zijn, denk ik dan, als je dergelijke reizen maakt: streng voor jezelf. Ik zal het onthouden.

Wanneer ik even later afscheid neem van Jacqueline, mét een drietal trajectboekjes die ik denk te zullen kunnen gebruiken, spreek ik de wat zalvende woorden, maar desalniettemin zeer goed bedoeld: ‘Ik denk dat Omer het graag zou hebben gehad dat ik zijn boekjes gebruik.’ De weduwe die ik omhels, voelt kwetsbaar aan; haar verdriet is nog niet uitgedoofd, dat zal het wellicht nooit zijn. ‘Ja,’ beaamt ze. ‘Hij zou dat zeker graag hebben gehad.’