28 april 2014
Natuurlijk móet ik geen reden opgeven bij de vraag: waarom
doe ik dit nu in godsnaam? Mogelijke antwoorden zijn altijd slechts partieel en
nooit bindend. Omwille van de sportieve prestatie. Omwille van de landschappen.
Omwille van de ervaring… Dat laatste is een zeer slecht antwoord want wie zegt
dat het een goede ervaring wordt? Sportieve prestaties kan ik thuis ook
leveren, en wie zegt dat ik veel van de landschappen zal kunnen genieten?
Misschien wordt het gewoon te lastig en vervloek ik elke molshoop? En zal het
wel mooi weer genoeg zijn om van landschappen te kunnen genieten?
Omdat ik het altijd al heb willen doen! Parce que j’ai
toujours voulu le faire. Ja. Maar dat zegt niets. Het is op zich nog geen voldoende
reden. Er zijn zoveel dingen die ik altijd al eens had willen doen. (Welke? Ja,
dat is een interessante vraag! ) Het antwoord moet specifieker zijn.
Het heeft met tijd te maken. Met leeftijd. Nu het nog kan,
zoiets. En met structuur, perspectief.
Ik hoop tijdens mijn reis op antwoorden te stuiten. Ik zal
mezelf tegenkomen, denk ik – en dan is het ironisch, natuurlijk, dat je
Frankrijk rond moet om dat te kunnen. Ik zal, denkelijk, op mijn eenzame
fietstocht, tijdens het trappen maar ook tijdens mijn solitaire bespiegelingen ’s
avonds, alleen aan een tafeltje gezeten met een salade niçoise of iets
dergelijks, op antwoorden broeden.
Maar ik kan misschien nu al toch iets zeggen. Ik wil op mijn
reis terugkijken, reflecteren, op en over de structuur waarin ik mijn huidige
leven heb vastgezet. Kan ik iets helemaal anders aan dan waarin ik mij al jaren
koester en veilig weet (hoewel het ook maar een structuur is…)? Ik wil mijn
leven eens vanuit een ander perspectief bekijken. En ik wil, in mijn beweging –
drieduizend kilometer, dat is met een gemiddeld verzet 6 miljoen keer trappen –,
tot een soort van stilstand komen. Tot rust ook.
Enfin, we zien het wel. Ik zal mij nu niet al te veel zorgen
maken over de vraag waarom ik het doe en neem vooralsnog vrede met het antwoord
‘J’AI TOUJOURS VOULU LE FAIRE’ als voorlopige oplossing.
(En ik wéét dat ik met deze reis de ene structuur door een
andere vervang: een structuur die bestaat uit het traject, het dagschema, mijn
voornemens in verband met lectuur, schrijven, tekenen, kaartjes versturen,
enzovoort. Ik kan niet buiten structuren treden, ik heb een broertje dood aan
chaos.)