7. Enkele opmerkingen
over de stijl
Een verhaal van liefde
en duisternis is een groot boek, groot in beide betekenissen: dik en groots.
Amos Oz slaagt er meesterlijk in om zijn talrijke verhalen, herinneringen en
reconstructies samen te houden in een strak weefsel van verhaallijnen, goed
geobserveerde psychologische ontwikkelingen, de naoorlogse geschiedenis van
zijn land. Om de lezer bij de les te houden, maakt hij gul gebruik van
opsommingen, (soms bijna letterlijke) herhalingen, recapitulaties en consequent
volgehouden typerende persoonskenmerken en motieven.
Een van de verhaallijnen – en wellicht de belangrijkste – is
deze die leidt tot de zelfdoding van de moeder. Oz doseert zeer bedachtzaam
zijn informatie daarover; alleen daardoor kan hij de ‘ontknoping’ tot helemaal
op het einde van het boek uitstellen. Op bladzijde 64 vernemen wij dat zij dood
is, pas op bladzijde 273 wordt kurkdroog meegedeeld dat zij zelfmoord heeft
gepleegd – maar er wordt nog geen poging tot verklaring ondernomen. Dat volgt
pas vanaf plusminus bladzijde 320. Tegen bladzijde 600 aan begint Oz dan aan
het verslag over haar laatste jaren van ziekte en neergang, die vanaf plusminus
750 escaleert, na een kortstondige opflakkering. Het relaas van haar laatste
avond komt helemaal op het eind van het boek. De lezer ondergaat dit droevige
einde vol begrip en ootmoed – Oz heeft ons helemaal overtuigd van de onafwendbaarheid
ervan, en van de wrede en duistere logica die erachter steekt.
Ondanks de vaak droevige en droevig stemmende thema’s steekt
er in deze roman toch ook veel humor. Het boek bevat prachtige beschrijvingen,
en Oz kiest heel rake vergelijkingen. Meesterlijk is de vondst om de kolkende
massa die wacht op de uitslag van de stemming in de Verenigde Naties te
vergelijken met een betonmolen: we zien de kolkende deining zo voor ons, maar
in het beeld zit al meteen de bouwwoede van de Israëli’s vervat, het zeer
kwistige gebruik van beton, niet alleen voor de nieuwe nederzettingen maar ook
voor de muren die zullen worden opgetrokken tussen het eigen land en de door
vluchtelingen bewoonde uiterwaarden. Oz weet ook zeer goed wat synesthesie is.
Wat hij heel goed kan, is ruimten in beeld brengen. Hij heeft een sterk
ontwikkeld gevoel voor claustrofobie (wat in de geschiedenis over een talrijk
volk dat op een te klein grondgebied omringd is door vijanden zeker van pas
komt). Zijn vaak lange zinnen lopen nooit stroef en de lezer kan dus flink wat
vaart maken – hier zit de uitstekende vertaling van Hilde Pach zeker voor iets
tussen.
Mooi is de vormverwantschap tussen twee aangrijpende
voorvallen: vader die de verkeerde bus uitzwaait wanneer Amos naar de kibboets
vertrekt (700) en Amos die in de verkeerde vrouw de dichteres Orna herkent
wanneer hij haar na vele jaren denkt terug te zien (742).
En behalve mooi ook zeer vakkundig is de manier waarop Oz de
nadering van het onheil op muziek zet. Telkens het een stapje dichter zet, laat
hij ons meeluisteren naar een vogel die in de tuin de eerste noten van
Beethovens Für Elise fluit. Eerst is
dat nog onnadrukkelijk, een verwaarloosbaar fait divers, maar na enkele keren
begint deze toon offensief en spottend te worden, ronduit vervaarlijk
eigenlijk: het onschuldige riedeltje wordt een regelrechte alarmmelodie.
-
Wij horen de vogel – ik geef dit overzichtje met
voorbehoud voor mogelijke veronachtzaming van mogelijk vroegere of niet door
mij genoteerde tussentijdse ‘optredens’ van het beestje – een eerste keer
wanneer Amos voor het eerst, als in een visioen, een besef van zijn roeping
krijgt, hij is dan een jaar of zes: ‘met een stem die niet de jouwe is, maar
misschien de stem die je zult hebben over dertig of veertig jaar, met een stem
die geen scherts of lichtzinnigheid duldt, beveelt het je dat je nooit ook maar
het kleinste detail van deze avond mag vergeten’ (380). Het is dan dat hij die
ene vogel hoort, ‘met de vijf beginklanken van Für Elise: Ti-da-di-da-di’ (381).
-
Bijna driehonderd bladzijden verder horen we de
vogel opnieuw. Het is de herfst van 1951 en de toestand van moeder
verslechtert. Vader en zoon nemen het huishouden over. Er is een stille
verstandhouding, zij spreken niet met elkaar en zeker niet over heikele
onderwerpen. ‘En elke ochtend, met het eerste licht, werd ik wakker van het
geluid van een vogel tussen de takken van de granaatappel in de tuin.’ (668)
Het is Elise, zo is Amos het beestje beginnen te noemen.
-
Op bladzijde 760, we naderen dan al het einde,
laat de vogel opnieuw van zich horen. Stilaan wordt duidelijk dat hij niet
enkel met duisternis is verbonden, maar dat hij ook het licht brengt:
En
buiten voegde de vogel Elise zich even bij ons, die drie of vier keer, vrolijk,
helder en vloeiend, haar Beethoven-ochtendsignaal gaf: ‘Ti-da-di-da-di…’ Ze
zong het met speciale verwondering, met ontzag en dankbaarheid en vervoering,
alsof tot dit moment de nacht nog nooit was opgehouden. Alsof deze ochtend de
eerste ochtend in het universum was, en zijn licht een wonderbaarlijk licht was
dat nog nooit was doorgebroken en nog nooit de wijde verten van de duisternis
had doorkruist. (760)
-
De volgende keer horen we de vogel na de dood
van moeder. Opnieuw wordt gezegd dat vader en zoon geen enkel heikel onderwerp
aanraken, ze spreken enkel over politiek. ‘En elke ochtend zodra het licht
werd, zelfs op die grauwe, mistige, druipende januariochtenden, klonk van
buiten, tussen de natte kale takken vandaan, het deerniswekkende getjilp van de
verkleumde vogel Elise: ‘Ti-da-di-da-di…’ (778)
-
De laatste keer horen wij de vogel in de laatste
zin: het doek valt, moeder is dood en wordt ‘niet meer wakker ’s ochtends, ook
niet toen de dag helderder werd en tussen de takken van de vijgenboom in de
tuin van het ziekenhuis de vogel Elise haar verbaasd riep en nogmaals riep en
vergeefs riep maar het toch weer probeerde en weer en nog steeds probeert ze
het soms.’ (795)
De vogel Elise is het leven, de hartenklop, de
overlevingsdrang, het licht.
*
En zo eindigt Een
verhaal van liefde en duisternis, dit prachtige boek, op een mooie, lichte,
ondanks alles toch enigszins – misschien, mogelijk, eventueel – hoopvolle noot.
De boodschap die Oz brengt moge dan niet al te vreugdevol zijn, de muziek
waarop hij hem heeft gezet, klinkt welluidend en maakt gelukkig en dankbaar.