I:564-575
Proust focust nu op
Gilberte, die, tegen haar vader aangeleund, het gesprek volgt. Zij is fysiek
een mix van twee uiterlijk erg verschillende mensen. Het leek erop of la
nature semblait avoir eu, quand Gilberte avait été créée, à résoudre le
problème de refaire peu à peu Mme Swann, en n’ayant à sa disposition comme
matière que la peau de M. Swann (564:26-29). Ook
het karakter is een onvolmaakte blend:
het is alsof in Gilberte één van twee onafscheidelijke goede eigenschappen van
de ene ouder zijn gekoppeld aan een slechte eigenschap van de andere ouder. Of
stel het anders: in één en dezelfde Gilberte (fysieke verschijning) schuilen
twee Gilbertes van andere makelij die om voorrang strijden en die onderling zo
sterk van elkaar verschillen dat je bij de – schijnbaar willekeurige – overgang
van de ene naar de andere het gevoel
kunt krijgen tegenover een totaal andere persoon te staan. Enkele bladzijden
verder – in een wat verloren geplaatste alinea – vraagt Marcel/Proust zich dan
ook af si le caractère de Gilberte
n’était pas autre que ce que j’avais cru en of er onder allerlei positieve
eigenschappen niet ook des désirs très
passionnés (569:16-19) schuilgingen die zij uit eigenliefde verborgen hield
en die slechts naar boven kwamen wanneer zij haar controle erover liet
verslappen.
Gilberte lijkt van
haar moeder vooral de negatieve, van haar vader vooral de positieve
eigenschappen te hebben geërfd. En met hem lijkt ze ook het best overeen te
komen – de toon waarop hij ‘Tu es une
bonne fille’ (567:6-7) prevelt, lijkt te wijzen op een inquiétude que nous inspire pour l’avenir la tendresse trop passionnée
d’un être destiné à nous survivre (567:7-9).
Charles Swann mengt
zich nu weer – schijnbaar om de ongemakkelijkheid in verband met zijn wel zeer
intieme omgang met Gilberte wat te ontvluchten – in het gesprek over Berma. Hij
zegt dat Berma in een bepaalde repliek wel zeer trefzeker een juiste toon heeft
getroffen. Marcel kan dat niet ontkennen, maar het bewijst volgens hem niet de
grootheid van Berma omdat die juiste toon iets te objectiefs had, iets dat
buiten Berma en haar kwaliteiten als actrice onafhankelijk bestond. Marcel krijgt complimenten van de Swanns, die iets
mondainere gesprekken gewoon zijn, omwille van de kwaliteit van zijn
conversatie: ‘Il me semble que nous
parlons bien d’art, ajouta-t-il. –
C’est très bien, j’aime beaucoup ça’, dit Mme Swann en me jetant un regard
reconnaissant, par bonté et aussi parce qu’elle avait gardé ses anciennes
aspirations vers une conversation plus intellectuelle. (567:35-40)
Bergotte start nu
een gesprekje met Gilberte. Ondertussen evalueert Marcel het zijne. Hij stelt
vast dat hij heel vrijuit met de door hem bewonderde schrijver heeft gesproken
– maar dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat hij eigenlijk al vele
jaren met hem ‘in gesprek’ is, eenvoudig door zijn boeken te lezen: il m’intimidait moins qu’une personne avec
qui j’aurais causé pour la première fois (568:4-5). Toch is hij niet
overtuigd – en hij beseft dat dit wellicht ten onrechte is – wanneer Gilberte
hem, na haar gesprekje met de schrijver, toefluistert dat haar grand ami Bergotte (…) a dit à maman qu’il vous avait trouvé
extrêmement intelligent (569:10-11). Maar ja, la bienveillance des hauts esprits
a pour corollaire l’incompréhension et l’hostilité des médiocres (568:43-569:1).
Eindelijk vertrekt
het gezelschap voor de uitstap. Marcel zit in het rijtuig bij Bergotte, die
naar zijn gezondheid informeert. Een
zwakke gezondheid, helaas, maar toch ook weer niet zo helaas want je vois bien que vous devez avoir les
plaisirs de l’intelligence et c’est probablement ce qui compte surtout pour
vous (569:27-29). Wat een misvatting! Marcel zoekt helemaal niet de
geneugten van de geest: je sentais
combien ce que je désirais dans la vie était purement matériel (569:35-36).
Het
opsnuiven van een weeë geur in een Parijs urinoir, waardoor hij wordt
teruggevoerd naar Combray, schat hij veel hoger in dan eender welk
intellectueel genot. Bergotte lijkt
Marcel niet te willen geloven. Maar Marcel voelt zich toch gesterkt. Waar de
markies de Norpois hem zijn zelfvertrouwen had ontnomen, lijkt Bergotte te
bevestigen dat hij zich nu net over mes
doutes, mon dégoût de moi-même (570:16-17) geen zorgen hoeft te maken.
Bergotte raadt
Marcel af zich nog langer door dokter Cottard te laten verzorgen. Bijzondere
mensen hebben bijzondere dokters nodig! Marcel is niet overtuigd. Je
doutais beaucoup que les gens intelligents eussent besoin d’une autre hygiène
que les imbéciles (571:20-22). Bergotte
gaat nu de roddeltoer op en zegt dat Swann aan medische begeleiding toe is
omdat hij zo afziet van de fratsen van Odette. Marcel verbaast zich ten zeerste
over dit geroddel, zeker van iemand die zich uitput in vriendelijkheden als hij
tegenover de Swanns staat. Hij moet eens te meer vaststellen dat hij in een
andere wereld is beland: Rien, moins que
notre société de Combray, ne ressemblait au monde (571:41-42). Bergotte
vraagt Marcel niet verder te vertellen wat hij nu heeft gehoord en Marcel zou,
mocht hij het zinnetje waarvan hij zich later in dergelijke situaties zal
bedienen al kennen, het nu zeker ook gebruiken: ‘Je ne répète jamais rien.’ C’est la phrase rituelle des gens du monde, par laquelle
chaque fois le médisant est faussement rassuré. (572:4-6) Faussement:
het geroddel zet zit natuurlijk eindeloos door.
Marcel ervaart het als
een groot geschenk van M. Swann, dat hij hem onmiddellijk bij Bergotte heeft
geïntroduceerd – iets waarvoor anderen jaren lang moeten intrigeren. Hij meent
daarin een manoeuver van Swann te zien, omdat Marcels ouders ooit een
uitnodiging van hem om bij Bergotte te gaan eten hadden afgeslagen. Dat heeft
natuurlijk alles te maken met de weinig gunstige reputatie die Bergotte,
omwille van zijn levenswandel, bij Marcels ouders geniet. Ze stonden al niet zo
gunstig tegenover zijn bezoekjes aan de Swanns, en nu dit! Bovendien verraadt
Marcel dat Bergotte niets moest hebben van de markies de Norpois. Het doet
Marcels vader besluiten: je suis désolé
de te voir tombé dans un milieu qui va achever de te détraquer (573:20-22;
‘het hoofd op hol brengen’). Marcel overweegt nu dat hij maar beter niet kan
zeggen dat Bergotte zo hoog oploopt met zijn intelligentie, maar hij zegt het –
ook al nam hij zich voor het niet te doen – toch. Het effect hiervan verbaast
hem ten zeerste: zijn ouders glunderen van trots en zijn wel degelijk blij met
Bergottes compliment. Van de weeromstuit hemelen ze nu Bergotte op,
minimaliseren ze zijn existence peu
honorable dont a parlé à mots couverts le père Norpois (574:29-30), ja, ze
beginnen zelfs de markies, die ze net nog ophemelden, naar beneden te halen: il n’est pas toujours très bienveillant,
surtout pour les gens qui ne sont pas de son bord (574:37-39).
Nog voor ze van het
compliment van Bergotte had gehoord, had Marcels moeder aan Marcel gevraagd om
ook eens Gilberte op de thee uit te nodigen. Maar dit plan gaat niet door:
Marcel vreest dat Gilberte de chocolade, die zijn moeder naast de thee aanbiedt,
als te burgerlijk zal ervaren, en bovendien is er een onoplosbaar probleem van
protocollaire aard: Mme Swann informeert bij Marcel altijd naar zijn moeder,
maar hij weet dat zijn moeder bij Gilberte nooit naar Mme Swann zal informeren.
Dus gaat het plan om Gilberte op de thee uit te nodigen niet door.
Deze passage wordt
op luchtige wijze afgesloten: Marcel vindt in zijn jas de envelop die hem bij
het binnenkomen van het salon van de Swanns door de hofmeester was overhandigd
(547), die hij toen ongeopend, met de air van een habitué, had weggestoken en die
hij inmiddels vergeten had: in de envelop steekt une carte sur laquelle on m’indiquait la dame à qui je devais offrir le
bras pour aller à table (575:31-33).