dinsdag 7 mei 2013

los ingeslagen 90


6 maart 2013

Ik ging er voor het eerst toen mijn kinderen nog heel klein waren, en ik ben er sedertdien altijd blijven gaan. Niet altijd even regelmatig maar toch. Hij moet ons meerdere fietsen hebben verkocht, tweedehandse én nieuwe. Nu was het al een tijd geleden. Ik kwam er met mijn racefiets: de remmen moesten aangespannen, de hele mechaniek opnieuw soepel gemaakt, en ik wilde een nieuwe snelheidsmeter (kilometriek).

Walter Wanneyn was tot een jaar of tien geleden zaakvoerder van een middelgrote fietsenmakerij, gevestigd in een door een poortgebouw te bereiken hangar achter een herenhuis aan de Damse Vaart. Het was toen al een gouden tijd voor fietsmechaniciens en -verkopers: er zijn er steeds minder, terwijl er alsmaar meer fietsen zijn – en steeds meer mensen ook die zich niet verwaardigen zelf goed voor die fietsen te zorgen. Walter Wanneyn nam steevast te veel werk aan, probeerde zijn aflevertermijn altijd ergens diep in de week af te spreken, en moest de voortdurende aanwezigheid van zijn wantrouwige vrouw in het atelier dulden. Laten wij haar Wanda noemen. Zoveel was duidelijk: Walter Wanneyn stond in voor de techniek, Wanda voor de centen. Haar bazigheid en norsheid staken schril af tegen de toegeeflijkheid van haar echtgenoot, die in een onbewaakt moment al eens vriendelijk durfde te zijn en een extra kost door de vingers zien. Maar we mochten het zeker niet aan Wanda zeggen.

En nu zit Walter Wanneyn dus in een drie keer zo groot en alweer te klein geworden pand aan de Koolkerkse Steenweg, een kmo-bedrijfsdoos die bulkt van de Bianchi’s en de Koga’s.

Koga? Verdorie, ik wist niet dat Walter Wanneyn in dat prestigieuze merk handelde. En dat zei ik hem ook nadat ik het reclamepaneel had opgemerkt waaruit ik kon afleiden dat ik de Koga die ik anderhalf jaar geleden in Oostburg had gekocht net zo goed hier had kunnen kopen: ‘Had ik dat  geweten.’ ‘Had ik wát geweten?’ mummelde Walter Wanneyn. ‘Wel, dat u Koga’s verkoopt. Ik heb er net elders een gekocht.’ Walter Wanneyn moest weten waar. ‘In Oostburg,’ antwoordde ik naar waarheid. En ik noemde de naam van de concurrent – want dat het een concurrent was, was duidelijk: de fietsenmakerijbusiness van Walter Wanneyn had grensoverschrijdende allures aangenomen. Ik begon al onraad te ruiken. Toch probeerde ik nog: ‘Ik wou u net vragen of u, na deze racefiets, ook mijn Koga-trekkingfiets onder handen wou nemen.’ Walter Wanneyns antwoord liet niet op zich wachten. ‘Dat gaan we niet doen.’ ’t Was niet echt duidelijk gearticuleerd, maar ik begreep hem toch. En ik had wel degelijk een pluralis majestatis gehoord. ‘Dat meent u niet,’ drong ik nog aan. ‘Weet u hoeveel fietsen ik in al die jaren bij u heb gekocht?’ ‘Dat weet ik niet, maar het onderhoud van uw Koga gaan we niet doen.’

Daarmee zou de kous af zijn geweest, ware het niet dat zoonlief Wanneyn – zou hij Wouter heten, of Wilfried?, ik weet het niet – ook geen opening liet. Blijkbaar is zoonlief Wanneyn volop bezig met het overnemen van de zaken van zijn stilaan bejaarde pa. Zonder dat hem ook maar iets was gevraagd, klonk het ijzingwekkend assertief: ‘Wij onderhouden geen fietsen die niet hier zijn gekocht.’

Het is eenvoudig de wet van vraag en aanbod. Klanten van Walter Wanneyn moeten weten dat het niet minder dan een voorrecht is te worden bediend door een fietsenmaker die veel te veel werk heeft.

Wanneer ik ’s avonds op de fietsenmaker afstap om mijn racefiets op te halen, neem ik mij voor eens flink uit de sloffen te schieten maar Wanneyn senior heeft dat voelen aankomen en draagt een van zijn inmiddels wel drie leerjongens op om mijn zaakje af te handelen. Zelf kruipt hij laf weg in de diepste diepten van zijn werkplaats, zodat ik hem niet naar het hoofd kan slingeren dat hij mij voor de laatste keer heeft gezien.

Dat kan ik dus niet zeggen, en daarom zeg ik het hier: ga niet naar Fietsen Wanneyn aan de Koolkerkse Steenweg op Sint-Jozef!