I:546-564
Op een dag wordt
Marcel door Odette uitgenodigd voor een diner. Mme Swann deelt – zeer modieus –
visitekaartjes uit waarop vóór de naam van Charles Swann geheel naar het
anglofiel-snobistische gebruik van het jaar ‘Mr.’ staat in plaats van ‘M’.
Marcel krijgt een enveloppe toegestopt. Hij weet niet wat erin zit maar steekt
hem in zijn zak. Alsof hij zich niet wil verwaardigen om zich in het bijzijn
van de bediende te vergewissen van de inhoud. Binnen wordt, tot Marcels grote
verrassing, de naam Bergotte afgeroepen: de door Marcel aanbeden schrijver is
aanwezig! Op basis van Bergottes boeken heeft Marcel zich een beeld de
schrijver gevormd: hij stelt zich hem voor als een eerbiedwaardige oudere man
met witte haren. Maar de man die aan hem wordt voorgesteld ziet er helemaal
anders uit: hij heeft een nez rouge en
forme de coquille de colimaçon (een ‘schroefvormig opgedraaide mopsneus’ in
de vertaling van C.N. Lijsen) en een barbiche
noire (een ‘zwart sikje’) (547:23-24). Op basis van Bergottes werk zou
Marcel nooit bij die mopsneus zijn uitgekomen, maar omgekeerd vormt dit
onverwachte uiterlijk voor Marcel ook een shock en van de weeromstuit kan hij
ook geen waarde meer hechten aan het oeuvre van Bergotte; ze lijken hem nu niet
méér dan quelque mediocre divertissement
d’homme à barbiche (549:6). Want
zo gaat het met namen: ze zijn des
dessinateurs fantaisistes, nous donnant des gens et des pays des croquis si peu
ressemblants que nous éprouvons souvent une sorte de stupeur quand nous avons
devant nous, au lieu du monde imaginé, le monde visible (548:20-24). Maar,
haast Proust zich hieraan toe te voegen, ook de zintuiglijke ervaring is niet
te vertrouwen: ook le monde visible is niet le monde vrai, nos sens ne possédant pas
beaucoup plus le don de la ressemblance que l’imagination (548:24-27), met
als gevolg dat het zintuiglijke beeld al evenzeer verschilt van de
werkelijkheid als het verzonnen beeld. Wat er ook van zij: Marcels
teleurstelling bij het zien van zijn aanbeden schrijver Bergotte is
gelijkaardig aan de ontgoocheling die hem beving toen hij eindelijk la Berma had zien spelen van wie hij
zoveel had verwacht.
Aan tafel komt
Marcel dicht genoeg bij Bergotte te zitten om hem te horen spreken. Net zoals
het voorkomen van de schrijver blijkt ook zijn manier van spreken, en zelfs wat
hij zegt, niet met zijn boeken te stroken. Het is in elk geval duidelijk: de
stem (het gesproken woord) verhoudt zich niet op dezelfde manier tot de inhoud
als de stijl (het geschreven woord). Maar het is niet zo eenvoudig. In een
uitermate ingewikkelde passage, die ik ook na drie keer herlezen niet écht begrijp
(zou het aan mij liggen?), lijkt Proust te suggereren dat deze indruk van niet
samenvallen van de stem van de schrijver met wat hij schrijft slechts een
misvatting is, een foute eerste indruk. Als de toehoorder de nodige
corrigerende arbeid verricht, kan hij toch een parallel tussen stem en inhoud
ontwaren. Desalniettemin blijft
Bergottes schrijfstijl genuanceerder en meer accenten bevatten dan zijn
spreektaal: il y avait plus d’intonations,
plus d’accent, dans ses livres que dans ses propos (553:16-18). Waar
Bergotte in zijn boeken entièrement
naturel (553:22) is, vormt deze stijl een geheel eigen ritme, en dat is het
aspect ce qu’il y avait de plus éphémère
et pourtant de plus profond chez l’écrivain (553:26-27) – hier raken we aan
de niet verder reduceerbare schrijversidentiteit.
Deze bijzonderheid
van schrijven en spreken viel ook op te merken, en zelfs nog in verhevigde
mate, bij Bergottes broers en zusters. Zij lijken allemaal niet buitengewoon te
schitteren in de sociale omgang, maar zij beschikken over het talent om talent
te doen renderen: le génie, même le grand
talent, vient moins d’éléments intellectuels et d’affinement social supérieurs
à ceux d’autrui, que de la faculté de les transformer, de les transposer (554:29-32).
Proust maakt hierbij een enigszins lachwekkende vergelijking met
autobestuurders en vliegeniers: je auto mag een Rolls Royce zijn (je mag
uitblinken in sociale conversatie), je geraakt niet van de grond als de
vliegenier die met een eenvoudige kist de wetten van de zwaartekracht weet te
overwinnen (zijn talent weet om te zetten in creativiteit). ’t Is, laat ons
zeggen, een zeer tijdsgebonden vergelijking – maar wel een die iets zegt over
het anachronistisch naast elkaar bestaan van beau monde-relicten uit de 19de
eeuw en de nieuwe eeuw van technologie en wetenschap waarmee Proust zeker ook
moet vereenzelvigd worden, hoe 19de-eeuws zijn retoriek vaak ook overkomt.
Bergotte maakt met
zijn manier van schrijven school: bepaalde jongeren – on en verra qui étaient dans ce cas (555:27) – imiteren hem, ook al
zeggen ze dat ze n’avoir aucune parenté
intellectuelle avec lui (555:20-21). Maar hetzelfde is ook Bergotte
overkomen: ook hij is beïnvloed. Niet door een groot schrijver maar door een
groot causeur, die nooit een belangrijk boek heeft geschreven. Het heeft niet
alleen zijn stijl maar ook zijn literaire voorkeuren getekend. Hij houdt van
literatuur – enkel Franse literatuur! – die ‘zacht’ is en harmonieus.
Bergotte heeft echter
het hoge niveau van zijn eerste boeken niet kunnen handhaven. Maar een
constante stijl heeft hij wel. Hij mag dan al worden verweten een artiste stérile, précieux, ciseleur de riens
(557:6) te zijn, zijn vasthoudendheid was toch ook le secret de sa force (557:7).
Het is niet
verwonderlijk dat Marcel in de Bergotte die hij te zien krijgt bij Mme Swann
niet de Bergotte herkent die hij omwille van zijn boeken bewondert. Bergotte
zelf zou zichzelf niet herkennen: hij dingt namelijk kruiperig naar de gunsten
van maatschappelijk hogergeplaatsten (maar artistiek inferieuren) want hij
ambieert het lidmaatschap van de Académie française. En zo gebeurt het dat on
entendait alterner avec les propos du vrai Bergotte ceux du Bergotte égoïste,
ambitieux et qui ne pensait qu’à parler de tels gens puissants, nobles ou
riches, pour se faire valoir, lui qui dans ses livres, quand il était vraiment
lui-même, avait si bien montré, pur comme celui d’une source, le charme des
pauvres (558:1-6).
Toch kun je niet
zeggen dat de kleine kantjes van Bergotte-de-streber de deugdzaamheid van
Bergotte-de-schrijver tenietdoen. Dergelijke tegenstellingen hebben altijd
bestaan; kunstenaars of filosofen kunnen in hun werk excellentie nastreven en
toch maar een zeer betreurenswaardig leven leiden. Maar het is wel zo dat deze
tegenstellingen nu meer opvallen dan vroeger: hoe verdorvener de samenleving,
hoe strenger de morele eisen – en bovendien le
public s’était mis au courant plus qu’il n’avait encore fait jusque-là de la
vie privée des écrivains (559:1-2). Dat komt ons bekend voor – wij die
leven in een tijd waarin de schrijvers zelf hun privéleven te grabbel gooien.
Sommige toch.
Marcel vertelt
Bergotte dat hij onlangs Berma heeft zien spelen. Volgens Bergotte inspireert
zij zich voor haar gestes op antieke kunstwerken. Marcel realiseert zich dat het jammer is dat hij dit niet
op voorhand wist: de la Berma dans cette
scène, ce que je gardais c’était un souvenir qui n’était plus modifiable
(561:5-6). Marcel en Bergotte gaan nu dieper in op de Phèdre, de prestaties van Berma en het
werk van de regisseur. Ze verschillen van mening, maar Bergotte is attent en dringt
de zijne niet op. Daardoor kan Proust
opmerken: Une idée forte communique un
peu de sa force au contradicteur. (562:11-12) Bergotte
is in dat opzicht de tegenpool van de markies de Norpois, wiens ideeën op los
zand zijn gebouwd en daardoor helemaal niets communiceren.
Mme Swann ziet haar
kans schoon om, Bergotte naar de mond pratend, haar gal over Norpois uit te
spuwen. Charles Swann probeert, om het nu maar eens zo te zeggen, de kerk in
het midden te houden. Hij neemt ‘l’emploi’
d’homme de bon sens (562:41) op zich. Norpois’ ideeën mogen dan al
waardeloos zijn, als minnaar heeft hij toch zijn strepen verdiend. Zo pendelde
hij, toen hij in Rome verbleef, tweemaal per week naar Parijs om er zijn
minnares te verblijden. ‘Nerveuze mannen’, besluit Swann, moeten daarom
minaressen ‘au-dessous d’eux’ (563:13),
‘onder hun stand’, nemen want enkel die blijven bij hen. Dan lijkt Swann te
beseffen dat Marcel misschien wel denkt dat hij, Swann, om die reden Odette
heeft verkozen en hij stuurt hem een boze blik toe. Maar hij voltooit zijn gedachte en spreekt woorden qui devaient plus tard prendre dans mon
souvenir la valeur d’un avertissement prophétique (563:33-34). De
onderworpenheid van deze vrouwen ‘onder hun stand’ verhevigt bij die mannen de
jaloezie en maakt dat zij hun maîtresse als een gevangene behandelen. Et cela finit généralement par des drames. (563:39)