De droom van de Ier brengt het levensverhaal van de Ierse antikolonialist en nationalist Roger Casement, die in 1915 in Londen werd ter dood veroordeeld wegens landverraad in oorlogstijd.
Helemaal achterin dit als
‘roman’ (titelblad) voorgestelde boek, in de epiloog (waarin ook
dankbetuigingen staan en een bibliografie, wat dan weer weinig roman-achtig
is), stelt Mario Vargas Llosa zich uitdrukkelijk voor als 'romanschrijver'. Hij
heeft het op dat ogenblik over de dagboeken van Roger Casement, meerbepaald
over zijn interpretatie van het feit
dat in die dagboeken nogal wat scabreuze notities staan over – al dan niet
beleefde – seks met jonge jongens. 'Als romanschrijver' is Llosa van oordeel
dat veel van die verhalen gefantaseerd zijn – maar hij geeft meteen aan dat hij
dat niet kan bewijzen. Hij voelt het
zo aan, het is een 'interpretatie' op basis van al het andere wat wél met
zekerheid over Casement te vertellen valt.
De kwestie is niet onbelangrijk
want het zou mede op basis van die scabreuze notities zijn dat aan Casement
geen gratie werd verleend. Casement zou met die notities in zekere zin zijn
eigen graf hebben gedolven want (a) het was voor niets goed dergelijke verhalen
op papier te zetten alsof ze echt waren voorgevallen in een tijd waarin
homoseksualiteit nog absoluut niet door de beugel kon en (b) het was hoogst
onvoorzichtig die dagboeken, de zogenaamde 'Black Diaries', te laten
rondslingeren – waardoor ze in handen van het gerecht konden vallen. Op basis
van zijn verdiensten als gezaghebbend klokkenluider die de koloniale uitbuiting
in Congo en in Peru aan de kaak had gesteld, had aan Casement eventueel gratie
kunnen worden verleend, maar iemand met een dergelijke homoseksuele
levenswandel kon moeilijk worden vergeven dat hij, in oorlogstijd, vanuit
Iers-nationalistische motieven had geconspireerd tegen de belangen van het
Verenigd Koninkrijk in, hij had zelfs samenwerking (collaboratie) gezocht met de Duitsers.
Strikt genomen hoeft de
uitlating 'ik ben een romanschrijver' in een epiloog van een boek nog niet te
betekenen dat het boek dat aan die epiloog voorafgaat een roman is, maar daar lijkt het in dit geval
toch wel op. Het interpretatieve
gehalte van de epiloog slaat bijgevolg over op het corpus waardoor, in zekere
zin, alles, het hele levensverhaal van Roger Casement dat daarin uit de doeken
wordt gedaan, op losse schroeven komt te staan. Vreemd is dat want Roger
Casement is wel degelijk een historische figuur en om zijn verhaal te schetsen
moet je belangrijke episodes uit de – waar gebeurde! – geschiedenis van een
land of vijf goed kennen: Groot-Brittannië, Ierland, België, Peru, Congo. Het
kan niet anders of Llosa lijkt te willen suggereren dat fictie onontbeerlijk is om aan
geschiedschrijving te doen, dat, in bepaalde gevallen, de waarheid slechts met
behulp van leugens kan worden verteld en dat, in élk geval, de grens tussen
werkelijkheid en fantasie niet altijd zo duidelijk te trekken is.
Deze kwestie – alweer het
probleem van het 'genre' (is dit nu een roman of is dit geschiedschrijving, of
is het iets tussenin?) – is van cruciaal belang. De droom van de Ier gaat over koloniale uitbuiting die verkocht
wordt met een leugen: de zogenaamde civilisering van zogenaamd primitieve
volken. Casement kaart die uitbuiting aan in rapporten die in grote mate zijn
samengesteld op basis van getuigenissen, zonder dus zelf rechtstreeks met de
gruwel te zijn geconfronteerd – maar wat is de geloofwaardigheid van die
getuigenissen uit de tweede of derde hand? De bewijslast tegen de koloniale
uitbuiting staat in wetenschappelijk aandoende rapporten – die onder meer door
Casement werden opgesteld. Maar de in die rapporten betichte kolonialen
proberen die bewijslast te ondermijnen, uiteraard met leugens. Leugens waarvan
niet kan worden bewezen dat het leugens zijn, worden ingezet tegen waarheid
waarvan niet kan worden bewezen dat het waarheid is. Hierdoor lijkt het evident
dat de onderdrukte geen recht kan afdwingen op basis van een dialoog – vandaar
Casements overtuiging dat, in het geval van het Britse kolonialisme in Ierland,
enkel een gewapende opstand soelaas
kan bieden. Waar woorden machteloos worden, moeten de wapens spreken. Maar dat
leidt alleen maar tot meer verwarring want, om de Ierse zaak te dienen,
encannailleert Casement zich met de Duitsers – op basis van het principe 'de
vijand van mijn vijand is mijn vriend'. Deze collaboratie met lieden wien het
allerminst in de eerste plaats om de waarheid
in verband met de Ierse onderdrukking te doen is, leidt, in combinatie met het
zedelijke schandaal van zijn dagboek, tot Casements ondergang.
Dat is in een notendop de
tragiek van Casements persoonlijkheid: de
inconsistentie van zijn waarheid. Hij verenigt in zich het beste, de
gedrevenheid om tegen de stroom in de kolonialistische leugen te ontmaskeren,
met het slechtste, de dwaze en door een denkfout ingegeven droom om via collaboratie het Ierse nationalisme te dienen. En daar
komt dan nog die schimmige en vooral perverse en wellicht minstens gedeeltelijk
fantaisistische pedofilie bij, wat de psychologie van dit historische karakter
er niet minder complex op maakt.
Nog een andere kwestie houdt
zich op in de schemerzone tussen werkelijkheid en fictie: Casements niet zo
eenduidige relatie tot religie. Tijdens zijn gevangenschap valt hij terug op
het katholieke geloof van zijn jongste jaren. Nuja, ook dat is geen eenduidige
kwestie. Hij is als protestant opgevoed, maar hij was, buiten het medeweten van
zijn vader om, door zijn moeder katholiek gedoopt. In gedachte altijd
protestant, blijkt hij de iure nooit
iets anders dan een katholiek te zijn geweest. Ook hier dus: leugen versus
waarheid – en dan hebben we het nog niet over de waarheidsaanspraken van de
katholieke geloofspunten, die op iemand die vlak voor zijn terechtstelling
staat toch een zekere bekoring kunnen uitoefenen.
Het statement een
'romanschrijver' te zijn is, in het licht van al deze complicaties, zeker niet
gratuit. Een roman is fictie en dus, per definitie, leugenachtig. Maar het is
een bijzonder soort van onwaarheid, een die misschien kan dienen om de
pertinente leugenachtigheid die de werkelijkheid kenmerkt aan het licht te
brengen. Dát is het wat Llosa lijkt te willen zeggen – en dat verleent zijn
roman alsog een interessante gelaagdheid.
Alsnog? Welja. Op het eerste
gezicht lijkt De droom van de Ier niet
veel meer te zijn dan een breed uitgesponnen, nogal ééndimensionaal, historisch
relaas. De schrijver neemt ons mee naar overzeese gebieden, eerst naar Congo en
dan naar de jungle in Peru, waar hij ons tot in den treuren overlaadt met
details over de koloniale uitbuiting, het ene al gruwelijker dan het ander. Met
een opeenstapeling van feiten, die hij meer dan eens herhaalt, legt hij
uitermate omstandig ‘het systeem’ van de uitbuiting uit, de grote leugen van
het kolonialisme. Met wetenschappelijke verbetenheid presenteert Llosa ons een
inventaris van de gruwel. Hij maakt ons omstandig duidelijk wat het verband is
tussen Casements antikolonialisme en zijn nationalisme. Llosa ontmaskert de
werkelijke aard van de mens: een hebzuchtig, wreedaardig, pervers beest. Joseph Conrad ging hem hierin met
Hart der duisternis voor, maar dan
wel beknopter, pregnanter, lyrischer. Maar De
droom van de Ier is wel degelijk literatuur. Llosa verleent zijn boek
vooral door het doorbreken van de chronologie van het verhaal een literair
gehalte: de verhalen uit de kolonies (en later Duitsland en Ierland) worden
afgewisseld met scènes in de gevangenis waar Casement op de uitvoering van zijn
doodvonnis – of op gratie – wacht. Die onduidelijkheid – uitvoering of gratie –
verleent aan het boek een spanning. Literatuur is De droom van de Ier ook door de manier waarop de kwestie van de
dagboeken met daarin de scabreuze notities wordt afgehandeld: Llosa permitteert
zich hier onuitgesprokenheid; anders dan in een wetenschappelijk document het
geval zou zijn, gaat hij nergens expliciet op deze dagboeken in, hij citeert er
niet uit. Ten slotte zou je ook nog het romaneske karakter van De droom van de Ier kunnen adstrueren
met de stelling dat Roger Casement daarin meer een personage is dan een
historisch figuur: wij zien hoe hij wordt geschilderd in contrast met andere
karakters (bijvoorbeeld de cipier in zijn cel) en hoe hij een bepaalde evolutie
doormaakt (bijvoorbeeld in zijn houding ten overstaan van religiositeit).
Dat alles voor wat betreft het
literair gehalte van De droom van de Ier.
Maar dat kan niet beletten dat De droom
van de Ier een verre van volmaakte roman
is. Het zou – voor mij – in elk geval onvoldoende zijn indien ook niet de
hierboven geschetste problematiek van fictie en werkelijkheid, waarheid en
leugen een belangrijk rol in het boek zou spelen.