woensdag 8 mei 2013

geen verloren tijd 58


I:486-495

Op 1 januari legt Marcel samen met zijn moeder nieuwjaarsbezoeken af. De volgorde van de bezoeken wordt ingegeven door de geografische ligging van de verschillende adressen die moeten worden aangedaan. Maar al op het eerste adres is Marcels moeder verontrust omdat daar tegelijkertijd een ver familielid zich aandient en die zal natuurlijk verongelijkt zijn omdat hem niet als eerste de eer van een bezoek is bewezen. (Waarbij natuurlijk de vraag rijst: als Marcel en zijn moeder eerst naar daar waren gegaan, dan zou dag familielid niet thuis zijn geweest want hij bevindt zich hier. Of gaat dat met aankondigingen, berichten vooraf? Wellicht wel.) Na de bezoeken geeft Marcel aan een gemeenschappelijke leverancierster een brief voor Gilberte af waarin hij voorstelt om met het nieuwe jaar de vriendschap nieuw leven in te blazen. Op de terugweg koopt Françoise enkele portretkaarten voor haarzelf (van Pius IX en Raspail), en Marcel komt er een van Berma. De foto toont haar onvolmaakte en kwetsbare schoonheid.

Il soufflait un vent humide et doux. (487:21-22) Door dit banale meteorologische gegeven dringt het door tot Marcel dat het kalenderfeit van het nieuwe jaar niet zal zorgen voor een plotse omwenteling in de gevoelens van Gilberte: alles zal bij het oude blijven. Marcel voelt zich moedeloos en oud. In bed bekijkt hij de foto van Berma en hij beeldt zich in dat de actrice zich op dit eigenste ogenblik het geflikflooi van jonge mannelijke bewonderaars laat welgevallen. Hij kan niet beletten dat Berma op dat ogenblik des joies surhumaines et vagues (488:39-40) krijgt en geeft. Hij wordt er zo triest van dat hij beseft: A ce moment-là, un mot de Gilberte n’eût peut-être pas été ce qu’il m’eût fallu. Wat hem triest doet inzien: Nos désirs vont s’interférant et, dans la confusion de l’existence, il est rare qu’un bonheur vienne justement se poser sur le désir qu il’avait réclamé. (489:2-6). Behoefte taalt niet enkel om bevrediging maar ook op tijdige bevrediging – en dat maakt het natuurlijk nog eens extra moeilijk.

Marcel blijft bij mooi weer naar de Champs-Elysées trekken. Hij staat stil bij de gebouwen, hun schoonheid en hun ouderdom. Maar Gilberte krijgt hij niet te zien. Et pourtant j’aurais eu besoin de la voir, car je ne me rappelais même pas sa figure. (489:31-32) En dat terwijl hij zich heel goed les visages inutiles et frappants (490:10-11) voor de geest kan halen. Hoe zou dat komen? Wellicht doordat de zintuigen bij een ontmoeting met een geliefd persoon zo uit zijn op een bevestiging of een inwilliging van het verlangen, dat de geest te bezet is om het visuele beeld op te slaan. Het is zeker niet zo dat het zich niet kunnen herinneren hoe Gilberte eruitziet betekent dat hij haar niet meer graag zou zien, overweegt Marcel.

Ten slotte komt Gilberte toch opnieuw spelen op de Champs-Elysées. De amourette neemt een nieuwe complexe wending: Gilberte verklapt Marcel dat haar ouders hem helemaal niet graag hebben. Zij zouden, bijgevolg, zijn avances ten aanzien van haar met lede ogen aanzien. Marcel leidt hieruit af dat Swann zijn, Marcels, gevoelens voor hem verkeerd inschat en hij schrijft Gilbertes vader een brief van zestien bladzijden om hem duidelijk te maken dat hij hem wel degelijk erg hoog inschat. De volgende dag rapporteert Gilberte hoe de brief bij haar vader is aangekomen: ‘Tout cela ne signifie rien, cela ne fait que prouver combien j’ai raison.’ (491:27-28) Marcel beseft dat Swann wellicht zijn (Marcels) edelmoedigheid niet erkent omdat hij (Swann) er een derivaat in ziet van Marcels gevoelens voor Gilberte. Dat besef maakt hem wanhopig.

Françoise onderbreekt deze nare bespiegelingen. Zij moet naar de wc en zij draagt Marcel op haar op te wachten bij de ingang van het paviljoentje waarin deze voorziening publiek wordt aangeboden. Vreemd genoeg vormen de vochtige muren van het paviljoentje een tegenwicht voor de beslommeringen met betrekking tot Gilberte en haar vader buiten in het park. Marcel ervaart in het paviljoentje met openbare wc-inrichting un plaisir non pas de la même espèce que les autres; het gaat om un plaisir consistant (…) riche d’une vérité durable, inexpliquée et certaine (492:19-24). Dit genot doet Marcel niet verlangen naar het genieten van deze indruk, maar naar: descendre dans la réalité qu’elle ne m’avait pas dévoilée (492:29-30). De essentie van deze in de urinoir geopenbaarde indruk is dus iets achterliggends, iets alsnog verborgens. Het is iets wat Marcel aan zijn wandelingen naar de kant van Guermantes doet denken, toen hij ook naar aanleiding van een ouwelijke geur het verlangen kreeg om daarin dieper door te dringen.

De wc-madam, volgens Françoise een verlopen markiezin, verstoort Marcels overpeinzingen door hem een cabine aan te bieden – wat Marcel weigert; hij overweegt nog dat als de markiezin du goût pour les jeunes garçons (493:8-9) zou hebben, dat zij toch niet al te veel succes heeft want iemand anders dan de vieux garde forestier du jardin (493:15) heeft hij hier nog niet gebruik zien maken van de sanitaire voorzieningen.

In deze hele scène met het openbaar toilet resoneren connotaties met: onderwereld, pederastie, verboden seks op openbare plekken, enzovoort. De verlopen markiezin/wc-madam lijkt een onderwereldse figuur, zij heeft iets van een kwalijke heks, een pontvaarster op de Styx.

Marcel keert terug naar Gilberte, die zijn brief aan haar vader terug heeft meegebracht. Maar zij geeft hem niet meteen aan Marcel terug, hij moet er voor vechten – en in een soft-erotische omstrengeling vechten beide kinderen om de brief. (De omstrengeling is in die mate niet onschuldig dat Marcel inwendig bekent dat Swann misschien wel gelijk heeft als hij denkt dat hij, Marcel, geen eerbare partij is voor zijn dochter.) Tijdens deze omstrengeling doet zich iets voor wat we moeilijk anders dan een ejaculatio praecox kunnen noemen: je répandis, comme quelques gouttes de sueur arrachées par l’effort, mon plaisir (494:8-9) en, alsof dit nog niet duidelijk genoeg is, wat verderop: Peut-être avait-elle obscurément senti que mon jeu avait un autre objet que celui que j’avais avoué, mais n’avait-elle pas su remarquer que le l’avais atteint. (494:15-17)

Terug thuis ontdekt Marcel wat het was dat hem in het openbaar toilet aan Guermantes deed denken: in het paviljoentje hing dezelfde muffe geur als in het kleine kamertje van zijn oom Adolphe in Combray, laquelle exhalait en effet le même parfum d’humidité (494:29-30). Aan die herinnering is een gevoel van groot en evident geluk verbonden. En dan doorzie je hoe Proust dit effect heeft gemaximaliseerd door de muffe geur en de bijbehorende herinnering te laten opduiken op een moment en op een plaats die door hevig contrasteren met wat er op dat ogenblik aan de orde is (Gilberte verleiden in het park van de Champs-Elysées).