I:495-503
Marcel wordt ziek. Hij lijdt aan regelmatig
terugkerende aanvallen van benauwdheid. Hij probeert de ziekte te onderdrukken
omdat hij vreest dat hij, ziek verklaard, niet de toelating zal krijgen om op
de Champs-Elysées met Gilberte te gaan spelen. Hij slaagt in zijn opzet, mag
naar buiten, maar keert doodziek terug. Zijn grootmoeder lijkt zich nog het meest
zorgen te maken over hem. Marcel probeert zijn ziekte in die mate onder
controle te houden dat hij bij zijn grootmoeder net genoeg medelijden opwekt,
zonder haar evenwel al te zeer te verontrusten. Proust laat bij zijn personages
ook de fysiologische krachten en dysfuncties mee optrekken in het gemaskerd bal
van de sociale betrekkingen en symbolische uitwisselingen!
Maar op een dag is Marcel echt ernstig ziek,
ernstig genoeg om er dokter Cottard bij te roepen. Nadat Proust een korte
uiteenzetting heeft gegeven over hoe moeilijk het wel voor een dokter moet zijn
om een juiste diagnose te geven – gelijke symptomen kunnen het gevolg zijn van
verschillende ziektes, terwijl de heilzame behandeling voor de ene noodlottige
gevolgen kan hebben voor het verloop van de andere – laat hij Cottard een melkdieet
en purgeermiddelen voorschrijven, zeer ten detrimente van Marcels moeder, die
ervan overtuigd is dat haar zoon moet aansterken. Eerst laat zij het
voorschrift niet opvolgen, maar na drie dagen, als is gebleken dat de toestand
van Marcel nog verslechtert, van lieverlede wel – met gunstig gevolg. (N)ous
comprîmes que cet imbécile était un grand clinicien (499:13). Marcel, evenwel,
wordt het verboden om nog naar de Champs-Elysées te trekken. De lucht zou er
niet gezond zijn, maar Marcel gelooft die smoes niet: je pensais bien qu’on profitait du prétexte pour que je ne pusse plus
voir Mlle Swann (499:16-17).
Op zijn ziekbed krijgt Marcel op een dag een
brief van Gilberte. Het handschrift vertoont een bijzonder kenmerk: bijna alle
woorden lijken onderstreept doordat de schrijfster het streepje van haar t’s
los ervan boven de woorden plaatst. Marcel kan niet geloven dat de brief echt
is en hij vraagt zich af of hij zich niet in een werkelijkheid bevindt,
parallel met de gewone werkelijkheid, maar échter. De brief zelf is kort en
bevat een uitnodiging om op de thee te komen. Het geluksgevoel dat Marcel als
gevolg van deze brief ervaart, situeert zich eerst en vooral op het vlak van
zijn zenuwen; pas daarna dringt het echt tot hem door. Hij leest de brief keer
op keer overnieuw en overlaadt hem met kussen. Alors, je connus mon bonheur (500:41): pas dan dringt het geluk
volledig tot zijn bewustzijn door.
Marcel overweegt de mogelijkheid dat achter
deze epistolaire doorbraak een manoeuvre van zijn moeder zit, maar hij weert
deze overpeinzing af: in zaken van liefde is het beter de zaken niet rationeel
te willen verklaren; zaken van liefde – of het nu om catastrofes gaat dan wel
om certaines solutions heureuses (502:3-4)
– semblent régis par des lois plutôt
magiques que rationnelles (501:13-14). Nuja, gelukkige oplossingen: die
zijn zelden mogelijk in een kwestie waar toute
satisfaction qu’on lui donne ne fait généralement que déplacer la douleur (502:8-9).
In het beste geval is het resultaat niet meer dan een tijdelijke illusion d’être guéri (502:10-11).
Toch gaat Marcel op zoek naar een rationele
verklaring voor de brief. Hij vindt deze in een recent voorval waarvan hij
dacht dat hij zich daardoor voorgoed bij de Swanns onmogelijk had gemaakt. Een
van de keren dat Cottard net met hem klaar was (zijn ouders hadden hem weer
toegelaten na zijn min of meer geslaagd melkkuur), was Bloch langsgekomen.
Bloch vertelde dat hij van een van Mme Swanns vriendinnen had vernomen dat Mme
Swann goed kon opschieten met Marcel. Maar dat, overweegt Marcel, kan hij
alleen maar vertellen omdat hij denkt dat het voor hem statusverhogend is, niet
omdat het waar is. Cottard dan weer, die ook Mme Swanns huisarts is, meent dat
het voor hem statusverhogend zou zijn om bij haar over Marcel te spreken.
En zo komt het dat Marcel toegang krijgt tot
het huis van de Swanns.