maandag 6 mei 2013

geen verloren tijd 56


I:473-480

Marcel vraagt nu of ook Bergotte aanwezig was op het diner bij Mme Swann. De schrijver was er inderdaad, bevestigt Norpois, die overigens Marcels enthousiasme ten aanzien van Bergottes werk niet deelt: het is slap, structuurloos en politiek irrelevant. Bergotte verliest zich, aldus Norpois, in discussions oiseuses et byzantines sur des mérites de pure forme (473:27-28), en dat terwijl er un double flot de Barbares het land bedreigt, ceux du dehors et ceux du dedans (473:29-30) – wellicht worden hier de Duitsers en de proletariërs bedoeld. Er zijn in deze tijden des tâches plus urgentes que d’agencer des mots d’une façon harmonieuse (473:32-34). Het lijkt wel of Proust hier, uiteraard ironisch, tegen zichzelf fulmineert.

Natuurlijk verraadt, aldus opnieuw Norpois, het prozagedicht dat Marcel hem liet lezen de slechte invloed van de mineure dichter. Marcels gedicht is niet meer dan een jeugdzonde. Het bezondigt zich aan hetzelfde esthetiserende formalisme dat ook Bergottes werk kenmerkt, zonder zich om de inhoud te bekommeren. Een ding moet je Bergotte wel nageven, en dat is dat hij het flaubertiaanse dictaat navolgt: qu’on ne doit connaître les écrivains que par leurs livres (474:24-25). Bergotte is een warhoofd, een zich van wartaal bedienende, gekunstelde niemendal.

Marcel is behoorlijk ontmoedigd door deze vernietigende kritiek. De markies heeft hem in één klap teruggedrongen van een vermeende genialiteit ‘tot binnen de nauwe grenzen van de middelmatigheid’. Zich tot de vader richtend, vertelt hij vervolgens nog een smeuïge anekdote: hij heeft ooit, toen hij ambassadeur was in Wenen, Bergotte niet toegelaten tot een receptie omdat de schrijver in het gezelschap was van een vrouw die niet de zijne was. Ik wil wel breeddenkend zijn, aldus nog de diplomaat, maar er is un degré d’ignomie (onfatsoenlijkheid) dont je saurais m’accommoder (475:35-36), te meer omdat Bergotte in zijn boeken voortdurend de moraalridder uithangt – waardoor men hem dus helemaal niet in zijn boeken kan leren kennen, waarmee meteen ook het Flaubert-citaat op ironische – om niet te zeggen cynische – wijze de nek is omgedraaid.

Marcel vraagt de markies nog vlug of Gilberte ook op het diner was. Dat blijkt zo te zijn geweest, maar ze was er snel verdwenen. Naar bed of naar een vriendin – dat weet de markies niet. (Merk de allusie op lesbische liefde!) Marcel geeft toe dat hij Gilberte aardig vindt. Norpois stelt – si je peux dire cela sans blesser en vous un sentiment trop vif (476:28-29) – Mme Swann toch te verkiezen. Waarop Marcel, nogal karakterloos, toegeeft ook haar te bewonderen. Norpois belooft Marcel moeder en dochter Swann op de hoogte te zullen brengen van deze bewondering. Marcel is op slag in de zevende hemel: bij zijn liefdesobject te zullen worden aangeprezen door een zo belangrijk man, dat kan niet anders dan zijn kansen op een ontmoeting aanzienlijk te verhogen! En hij weerstaat ternauwernood aan de neiging om de handen van de markies te kussen. Hij kan zichzelf daarvan nog net weerhouden – en hij gaat ervan uit dat niemand zijn aanvechting heeft opgemerkt.

Hier volgt een uitweiding over hoe moeilijk het is om de impact van de eigen handelingen en woorden op anderen precies in te schatten. Sommige schijnbaar onbelangrijke woorden en gebaren, waarvan wij denken dat ze zeer vluchtig zijn, kunnen bij die anderen lange tijd blijven haken. Vele jaren later zal Marcel tot zijn schande moeten ervaren dat de markies het zich nog precies herinnert dat de nog jonge Marcel hem ooit bijna de handen heeft willen kussen. Dit voorval opent Marcel de ogen voor de proportions inattendues de distraction et de présence d’esprit, de mémoire et d’oubli dont est fait l’esprit humain (478:21-23): de arbitrariteit van het geheugen – en deze passage is het noteren waard omdat we nog eens raken aan de corebusiness van de Recherche: de werking van het geheugen en de mate waarin hierdoor het verleden ontoegankelijk wordt (of juist toegankelijk blijft, zij het vervormd).

In zijn onderdanigheid haast Marcel zich nog te zeggen aan de markies dat hij Mme Swann niet persoonlijk kent, dat hij nog nooit aan haar is voorgesteld – en meteen beseft hij dat dat nu net ongeveer het enige is dat hij niet had moeten zeggen tot de markies: hij ziet diens blik verstrakken, wat hem doet vermoeden dat Norpois het zich al beklaagt dat hij heeft beloofd de Swanns in te lichten over Marcels bewondering voor hen. De status van Mme Swann is zo laag dat het hem wel moet tegenstaan de groeten over te brengen van een persoon die haar nog zo oneindig hoog boven zich lijkt in te schatten. Et je compris que cette commission, il ne la ferait jamais (479:32-33), beseft Marcel.

Exit de markies de Norpois.