I:465-473
En dan gaat het over Mme Swann: Norpois zegt de
avond tevoren bij haar te hebben gedineerd. Er waren nog andere getrouwde, maar
niet door hun echtgenotes vergezelde, mannen, meldt hij subtiel maar zwaar
ironisch. En er waren ook vrouwen. Maar ja, echt gewone vrouwen waren dat toch
ook niet bepaald.
Proust wijst hier uitdrukkelijk op de dubbelheid
die in deze kringen vele boodschappen kenmerkt, een dubbelheid die niet de
verhulling tot doel heeft maar integendeel de versterking van datgene wat in
een ‘normale’ context onuitgesproken zou moeten blijven: de markies spreekt avec une finesse voilée de bonhomie et en
jetant autour de lui des regards dont la douceur et la discrétion faisaient
mine de tempérer et exagéraient habilement la malice (465:28-31).
De markies de Norpois vertelt over de Swanns,
hoe ze toch erg snobistisch uitpakken met alle uitnodigingen die ze krijgen. ‘Nous
n’avons pas un soir de libre’, zou Swann hebben gezegd, comme si
ç’avait été un gloire, et en véritable parvenu (465:43-466:2). Het is
duidelijk: Swann doet er alles aan om het statusverlies – Il doit pourtant se trouver dépaysé; évidemment ce n’est plus le même
monde. (466:37-38) – dat hij zich door zijn huwelijk
met Odette op de hals heeft gehaald, ongedaan te maken door te proberen bij
iedereen op een goed blaadje te staan. En hij is blijkbaar bereid om te
rekruteren in een laag onder deze waarin hij vóór zijn huwelijk met Odette een
plaats innam. Zij heeft het hem nochtans niet gemakkelijk gemaakt: voor hun
huwelijk aarzelde zij niet hem te beletten hun dochter te zien. Uiteindelijk
bereikte ze haar doel en stemde hij, die nochtans een … (vous savez le mot de Molière) (467:10) is, in met een huwelijk.
Iedereen dacht dat het hek dan pas goed van de dam zou zijn, maar het
omgekeerde was waar: Odette, nu Mme Swann, begon zich nu ineens poeslief te
gedragen – in die mate dat Swann zelfs overal begon te verkondigen dat Odette
een voorbeeldige echtgenote was: elle
paraît devenue d’une douceur d’ange (467:22-23). Nog wat wispelturig, dat
wel, maar zeker niet wispelturiger dan Swann zelf.
Velen verbazen zich over het huwelijk van
Swann met Odette, maar dat komt omdat zij zich een verkeerde voorstelling van
de liefde maken. Ze begrijpen
niets van het caractère purement
subjectif du phénomène qu’est l’amour (468:22-23). Wie
liefheeft, creëert een fictief personage, dat dezelfde naam als de geliefde
draagt maar dat van die persoon te onderscheiden valt en dat eigenlijk
grotendeels bestaat uit elementen die de liefhebber uit zichzelf betrekt:
liefde is een in hoge mate narcistische projectie. In die zin is het nog
verwonderlijk dat Odette zoveel van Swann blijkt te weten: ze kent de titels
van zijn geschriften en le nom de Ver
Meer lui était aussi familier que celui de son couturier (468:33-35). Toch
weet Odette meer van Swanns karakter dan van zijn geschriften, en ze wenste dat
in die geschriften meer van dat karakter zou kunnen teruggevonden worden. Dat
zou het succes kunnen verhogen dat Swann met die geschriften zou behalen, en
dat zou haar dan weer de gelegenheid kunnen bieden om een salon te houden – hetgeen
haar vurigste wens is.
Twintig
jaar geleden zou Swann zelf aanstoot hebben genomen aan het huwelijk dat
hij nu met de cocotte Odette heeft gesloten. Toen koesterde hij nog de hoop op un éclatant mariage qui eût achevé, en
consolidant sa situation, de faire de lui un des hommes les plus en vue de
Paris (469:28-30). Dat zou volkomen conventioneel zijn
geweest. Maar zijn de huwelijken die tegen de conventie ingaan niet moreel
hoogstaander? Het moet wel echt liefde zijn, als je alle maatschappelijke
voordelen ervoor veil hebt? En zo is het met Swann gegaan. Door buiten zijn
stand te trouwen, is hij un de ces
croisements d’espèces comme en pratiquent les mendelistes ou comme en raconte la mythologie (470:15-17)
aangegaan – de achterliggende idee die deze verwijzing naar Mendel stuurt, is
dat sociale klassen evenveel van elkaar verschillen als soorten in het
dierenrijk.
Er is één persoon wier oordeel Swann
belangrijk vindt: de Duchesse de Guermantes, die vóór de dood van haar
schoonvader Princesse des Laumes was. Maar – en hier loopt Proust vooruit op de
gebeurtenissen – hij zal het bij leven niet meer meemaken samen met Odette en
Gilberte door de Duchesse de Guermantes te worden ontvangen. Wat erg is – maar
misschien zou het minder erg zijn als hij zou weten dat diezelfde Duchesse de
Guermantes na Swanns dood een nauwe relatie met Odette en Gilberte zal
onderhouden. Het is vaak zo dat we iets te hard verlangen, zodat het zich niet
kan verwezenlijken, of dan toch pas als het verlangen, door de dood, is
weggevallen – wat dan aanleiding geeft tot un
bonheur après décès (471:23-24).
Marcel, die vreest dat het gesprek over Swann
stilaan afgerond wordt, vraagt naar de vriendschap tussen Swann en de Comte de
Paris. Is hun vriendschap nog mogelijk, nu Swann met Odette getrouwd is? De
markies geeft er geen duidelijk antwoord op. De indruk die Odette maakte op de
Comte de Paris, naar aanleiding van een toevallige ontmoeting dans une petite gare de chemins de fer d’un
des pays de l’Europe Centrale (471:42-472:1) (dichter bij Parijs zou
onwelvoeglijk zijn geweest), was zeker niet negatief. En, vraagt Marcels moeder
par politesse et par curiosité (472:22-23),
wat was uw indruk van Mme Swann? Norpois laat er geen twijfel over bestaan, die
indruk was (t)out à fait excellente! (472:26)