I:451-465
Marcel wordt door zijn vader aan de markies de
Norpois voorgesteld. Norpois treedt Marcel als een diplomaat tegemoet, zoals
hij tijdens zijn buitenslandse missies al die belangrijke personen is tegemoet
getreden: avec une curiosité sagace et
pour son profit (452:6-7), op een niet geheel onzakelijke wijze
nieuwsgierig. De markies
informeert naar Marcels liefhebberijen en voorkeuren. Het
gesprek is voor Marcel bevrijdend, ware het niet dat de markies over literatuur
spreekt (want dat is het waar het in de liefhebberijen en voorkeuren bij Marcel
om gaat) op een manier die meteen duidelijk maakt dat voor hem de Littérature (452:27; met hoofdletter)
heel erg verschilt van het beeld dat Marcel er zich van heeft gevormd. De
aanbeveling om toch maar te schrijven, komt dan ook als een verrassing. De
markies geeft Marcel een kaartje van de zoon van een van zijn vrienden, een man
die al aan de weg van de Littérature
heeft getimmerd met een werkje over het sentiment
de l’Infini (453:24) bij een Afrikaanse stam en eentje, moins important, mais conduit d’une plume
alerte, parfois même acérée (453:26-27), over het repeteergeweer in het
Bulgaarse leger! De opwinding die dit bij Marcel teweegbrengt, had niet groter
geweest indien men hem gezegd dat hij de volgende ochtend zou moeten vertrekken
als scheepsjongen op een zeilboot!
De markies de Norpois adviseert Marcels vader
hoe hij het best het legaat van tante Léonie (dat voor Marcel is bestemd maar
dat Marcels vader tot Marcels meerderjarigheid moet beheren) belegt. Marcel
ziet de waardepapieren en het treft hem dat ze door dezelfde kunstenaars en
bijgevolg ook in dezelfde stijl zijn geïllustreerd als de dichtbundels waarvan
hij houdt: rien ne fait mieux penser à
certaines livraisons de Notre-Dame de Paris et d’oeuvres de Gérard de Nerval (…) que (…) une action nominative
de la Compagnie des Eaux (455:9-15).
Op vraag van zijn vader laat Marcel de markies
een prozagedicht zien que j’avais fait
autrefois à Combray en revenant d’une promenade (455:20-21). Maar Norpois
geeft het hem terug zonder er commentaar op te leveren. De markies domineert
met flegma het gesprek. En dat is niet anders wanneer hij Marcel vraagt naar de
indrukken die hij heeft meegebracht uit de schouwburg. Marcel kan zijn tijdens
de matinee opgelopen teleurstelling niet verbergen, maar hij hoopt, door
daaraan uiting te geven, van Norpois te vernemen wat hij mogelijk over het
hoofd heeft gezien. Norpois wijst een paar eenvoudige zaken aan – Berma’s
verstandige rolkeuze, haar stem, de eenvoud van haar kostuums – en dat is voor
Marcel al voldoende om zijn gevoel van teleurstelling weg te werken. Proust
wijst hier zeer nadrukkelijk naar de sociale dimensie van het esthetisch
oordeel: Marcel blijkt zeer gevoelig voor het gezagsargument – het zij hem
vergeven, hij is nog te jong om tot een zelfstandig oordeel te komen.
Er wordt opgediend. Françoise heeft zichzelf
met haar boeuf à la gelée overtroffen
en bereikt nog eens sa manière
incomparable de Combray (458:24). Norpois doet de gerechten eer aan en
leidt de conversatie met allerlei nogal obligate anekdotes. Met het dessert, la salade d’ananas et de truffes (459:18-19),
is hij minder opgezet – maar het is dan ook een waanzinnige combinatie. In de
conversatie komt hij nu op zijn pièce de résistance: zijn recente ontmoeting
met koning Theodosius en diens recente speech, die, zo voegt hij er speciaal
ter attentie van Marcel aan toe, grote literaire kwaliteiten had en die een
toenadering tussen zijn land en Frankrijk tot gevolg had. Norpois heeft het ook
over zijn vriend-diplomaat Monsieur de Vaugoubert, die opgezet lijkt met een
nakende overplaatsing naar Rome. Vaugoubert heeft daarbij handig de aanvallen
van de pers gepareerd, wat Norpois op de uitdrukking ‘Les chiens aboient, la caravane passe’ (461:40-41) brengt. Proust wijst
in een kort terzijde op het modieuze en tijdelijke karakter van dit soort
uitdrukkingen – clichématige uitdrukkingen ten andere die Norpois ook in zijn
artikelen voor de Revue bezigt en die
hem naar verluidt de toegang tot de Académie des Sciences morales had
opgeleverd. Theodosius is verguld met de door Vaugoubert geschreven toespraak
die leidde tot de toenadering en waarin het woord ‘affiniteit’ zeer raak
gekozen was.
Het tafelgesprek deint heen en weer. Even gaat
het nog over de vakantieplannen: Marcels moeder geeft te kennen dat ze met
Marcel naar Balbec denkt te zullen afreizen omdat Marcel graag eens de Romaanse
kerk aldaar zou bekijken. Norpois schat de kwaliteiten van de gotische
bouwkunst hoger in.