zondag 17 april 2011

wolken 57-71

Joseph O’Neill, Laagland


57


Het was zo’n barbaars plakkerige Amerikaanse middag die me deed verlangen naar de schaduwen van voorbijschuivende zomerwolken in noordelijk Europa, me zelfs deed verlangen naar die dagen dat je cricket speelt met twee truien aan onder een koude lucht die hier en daar is opgelapt met flarden blauw – genoeg om een zeemansbroek van te maken, zoals mijn moeder altijd zei. (13)


58


Dat land, speculeerde ik, stond misschien wel in veelzeggend verband met het land waar ik fysiek woonde, dus om het weekend, telkens als ik naar Londen afreisde, naar mijn vrouw en zoontje, hoopte ik dat hoog de atmosfeer in vliegen, over grenzeloze massieven van mist of wolkjes die verspreid lagen als de uitwerpselen van Pegasus op een onzichtbaar platform van lucht, mij misschien ook uit mijn persoonlijke nevel zou opheffen. (49)


59


Wolken die dampend boven de toppen van de kliffen hingen maakten het perspectief wazig, het was net of ik in de verte geweldig hoge bergen zag. (73)


60


De lucht, waarin donkere wolken voortjoegen en over elkaar heen buitelden, was extra hoog boven de vlakke, kale steppe die zich naar het oosten uitstrekte. (97-98)


61


De duinen, de grijze stroom nachtelijke wolken, de telkens weer opduikende lichtbundel, de exclusiviteit van de uitkijkpost op mijn slaapkamer, zelfs de kleine eigenaar van dat uitzicht, en zijn verwondering: niets van dat alles was meer in mijn bezit. (106)


62


Ik ging ervan uit dat overal om mij heen, in de schitterende rechthoeken waar het donker mee bezaaid was, talloze New Yorkers languit op de grond lagen, door vergelijkbare emoties geveld; of, als ze niet gevloerd waren, dat ze voor hun ramen stonden, zoals ik ook vaak deed, en toekeken hoe de winterwolken – zo leek het vanwaar ik stond – de wolkenkrabbers op de middellange afstand uitveegden. De omvang van de verdwijning was opzienbarend, zelf voor iemand met mijn karakter, misschien omdat de verdwijning de voorbode was van het schijnbaar wonderlijke van het weer tevoorschijn komen vanuit de wolken van torens die van binnenuit met licht waren besprenkeld. (114)


63


Wolken schuifelden als ratten door de lucht. (139)


64


De wolken die boven de haven dreven hadden een roze deur open laten staan en stukjes Manhattan vingen het licht heel bevallig op […]. (144)


65


Je hebt ook nog de atmosferische omstandigheden – luchtvochtigheid en bewolking in het bijzonder – die van tijd tot tijd en van plaats tot plaats verschillen en die van enorme invloed zijn op wat er onderweg van bowler naar batsman met een cricketbal gebeurt. (176)


66


In plaats van de voorstedelijke aanblik die ik verwacht had, zag ik een drukke straat en scènes uit de Afrikaanse wildernis: op de muur van het metrostation prijkte een haveloze schildering van de Kilimanjaro, met sneeuw bedekt en door wolken omringd. (181)


67


Wat, alles bij elkaar, wellicht kan verklaren hoe het kon dat ik in alle ernst begon te dromen van een stadion, en zwarte en bruine en zelfs blanke gezichten, samengedromd op tribunes, en Chuck en ik lachend bij een drankje in het vak voor de leden, wuivend naar mensen die we kenden, en strakke vlaggen op het dak van het clubhuis, en frisse witte zichtschermen, en de captains in blazer, opkijkend naar een muntje dat door de lucht tolde, en een door het hele stadion gonzende verwachtingsvolle spanning als de twee scheidsrechters het grasveld en zijn omeletkleurige batting track betreden, waarna, onder wolken die vanuit het westen komen aanzeilen, een gebrul opstijgt wanneer de cricketsterren de trap van het clubhuis afdalen en dat onmogelijke grasveld in Amerika op lopen. (207-208)


68


Wat in elk geval wel waar was, was dat toen de zon eenmaal was ondergegaan, en de aardbeienwolken die boven de baai in lichtelaaie stonden waren verdwenen, een onwaarschijnlijke duisternis neerdaalde over de stad. (230)


69


In de lucht erboven trok één enkele wolk een aan flarden gescheurde blauwe sluier van regen achter zich aan. (254)


70


Het is een druilerige middag, met witte wolken, bespikkeld met kleinere, grijze wolkjes. (276)


71


Alles wordt nog eens geïntensiveerd – we moeten het op obscure wijze hebben gepland – door tekenen van zonsondergang: in de paar wolken boven Ealing geeft Phoebus zijn oudste en fraaiste trucs ten beste. (297)