dinsdag 28 april 2009

Dag 610 vVH&C

090426 – Verhofstadt heeft het in een volledig aan hem opgehangen televisieportret (dat ik pas nu via het internet kan bekijken) over lezen: ‘Een goed boek is een boek dat je iets bijbrengt. Dat je een inzicht, een gevoel schenkt dat je nog niet eerder in je tot ontwikkeling had laten komen.’ Ik weet niet of het zo’n goed criterium is. Het lijkt me nogal pragmatisch. Misschien zijn goede boeken nuttelozer dan dat.

1757 / Londen en Londenaars 20

maandag 27 april 2009

Londen en Londenaars 19

Dag 609 vVH&C

090417 en 090427 – Het was het portret dat we, denk ik, vorig jaar, toen hij stierf, al eens samen bekeken. Van Guido De Bruyn, als ik mij niet vergis. Een compilatie van archiefbeelden. We zagen Claus zoals we hem kenden: de nonnenschool, met vader in een kelder vol boeken over entartete Kunst in een SS-pand aan de Louisalaan, het flierefluiten met Elly in Rome, achterop op een brommertje met Emmanuelle in Amsterdam, de onwaarschijnlijke flauwekul van De Leeuw van Vlaanderen, de branie en de bluf, het gedragen voorlezen (eigenlijk cabotinage), de patserige zonnebrillen van de jaren zeventig, de olijke bejaarde die danst voor een van zijn zwierige schilderijen of die in zijn Zuid-Franse stek de kruiswoordraadsels van The Times oplost en naar een kwisprogramma op de televisie kijkt. Heerlijke man!

Reactie

Betreft:
Aanvulling. Ik zei: ‘aanzwellende paranoia van de joodse gemeenschap’, maar – en dat is heel sterk van Téchiné – uitgerekend een vertegenwoordigster van die gemeenschap, en niet bepaald de meest sympathieke vertegenwoordigster, ventileert de stelling dat je zuinig moet zijn met het cultiveren van de Holocaust want het maakt ons blind voor kleiner verdriet. Met het sous-entendu dat het misschien dát is wat niet-joden de joden kwalijk nemen: niets van wat zij meemaken is in het licht van de Shoah groot genoeg om ernstig te worden genomen.

Beste Pascal,

Nog steeds geniet ik veelal van je veder en je lichtdrukmaals...

Betreft het betreft van deze brief:
Het is echt geen paranoia, geen vervolgingswaanzin, in tegendeel het is een heel reeel gevoel. Ikzelf ken Parijs een beetje, ook wel de RER die de voorsteden verbindt, en toch zou ik het nu niet meer aandurven om die "onvermomd" te gebruiken; ik leg uit, uit je London- foto-reeks destilleer ik dat je nog met het oude London perceptie leeft, al dan niet gemoderniseerd (de post 60ies)...
In mijn begrip zijn zowel Londen als Parijs in de vorm die "wij" kenden, voorbij, passe.
Londonistan en Paristan (en trouwens ook sommige belgische steden zoals Bruzzl en Mechelen b.v.) zijn voor mij, met een herkenbare klederdracht, geen vrijsteden meer. Je voelt je niet geborgen en bent een gemakkelijke doelwit voor hoon, beschimping en lichte handtastelijkheden. Heb zelf al een duwtje in de Parijse metro meegemaakt...

Het veilig gevoel is voor de "mijn-vogels"(de Davylampjes) van Europa weg...

Sincerely,
Je Mhrl

1756 / Londen en Londenaars 18

Londen en Londenaars 17

zondag 26 april 2009

Thomas Mann, Felix Krull

090415 - Ik ben er niet helemaal zeker van maar volgens mij werd Felix Krull van Thomas Mann altijd gezien als een Spielerei, een boek dat niet helemaal au sérieux dient te worden genomen, een afleggertje, onvoltooid gebleven bovendien, een vingeroefening van de Meester. Een grappige schelmenroman. Ja, dat is Felix Krull zeker: een grappige schelmenroman. En zo las ik het boek 26 jaar geleden. Het is een hilarisch boek. Niet dat de gebeurtenissen om je te bescheuren zijn, dat valt al bij al nog wel mee, het is vooral de manier waarop ze worden verteld. Mann gebruikt een gedragen, plechtige, zwaar archaïserende, bomansiaanse stijl – maar bovendien legt hij het er zo vingerdik op dat je niets anders kunt vaststellen dan dat hij zichzelf pasticheert. Thomas Mann schrijft à la façon d’un Thomas Mann exalté, een Thomas Mann in het kwadraat. Hij steekt met zichzelf de draak. Dat blijkt overduidelijk die keren waarin hij het, zich rechtstreeks tot de lezer richtend, over zijn schrijven heeft. Hij legt uit wat hij doet en waarom hij het zo doet. Vorm is alles. Stijl gaat voor. Het past perfect bij het aristocratische, naar het antidemocratische neigende ideeëngoed waarin de morele, de politieke persoon Thomas Mann zich verwikkeld weet. Zijn hele leven heeft in het teken gestaan van deze intellectuele worsteling. In dat verband is het bijzonder nuttig te beseffen dat de ontstaansgeschiedenis van Krull de hele eerste helft van de twintigste eeuw beslaat – en dus ook de intellectuele ontwikkeling die Mann zelf heeft doorgemaakt, in het ideologische spectrum laverend van uiterst rechts naar centrumlinks: antifascistisch maar zonder de hiërarchische prioriteiten los te laten die het gevolg zijn van het tot ontwikkeling brengen van meegekregen talenten – op zichzelf al een onoverkomelijke bron van ongelijkheid. Mann is paars, eigenlijk. Koninklijk paars. Ongelijkheid is een belangrijk thema in Felix Krull. Want het boek is veel meer dan een frivole schelmenroman! Er zit een hele filosofische overdenking in van de mogelijkheid c.q. onmogelijkheid van een doorgedreven democratisme, maar evengoed is het boek een aanklacht tegen de holheid der aristocratische privileges. En dat alles in het licht van – niets minder dan! – de kosmische dimensies van ruimte en tijd: wat betekent een opgespeld ereteken of een misgeslagen service op de tennisbaan in het licht van de aeonen! Fantastische bladzijden wijdt Mann aan de astronomie en de evolutieleer! Maar er is méér in Krull. Het zijn de Ontboezemingen van een oplichter – en dat is precies wat Mann zelf als fictieschrijver ook is, natuurlijk. Op een gegeven ogenblik laat hij zijn hoofdpersonage als volgt aanspreken: ‘Très amusant. U bent een tovenaar.’ Welnu, we weten allemaal hoe de bijnaam van Thomas Mann was. Juist: ‘de Tovenaar’. Opeens krijgt het boek een hele andere dimensie! Op ettelijke plaatsen gaat het over veinzen, liegen, oplichten, een rol spelen, maskers opzetten, schijnvertoningen opvoeren, op basis van verzinsels een verkeerde status opeisen, in de plaats van iemand anders treden… Welnu, gekoppeld aan de seksuele thematiek, die als het ware tussen de plooien van het verhaal en op misleidend luchtige en hoofse manier wordt aangereikt, zo luchtig en hoofs dat de lezer haar wel eens over het hoofd zou kunnen zien, krijgen we opeens een andere kant van Thomas Mann te zien: de kant die hij in zijn privé- en nog minder in zijn sociale bestaan niet mocht en niet eens wenste te onthullen. De eloges van androgyne schoonheden, jonge jongens, de verwisseling van de seksen, de fascinatie voor wezens die zowel iets rijps als iets al te jeugdigs uitstralen, enzovoort enzovoort: het moge duidelijk zijn dat Felix Krull niets minder is dan de gewaagde, want nauwelijks verhulde, coming out van een met betrekking tot zijn eigen seksualiteit wanhopig wordende oudere man.

1755 / Londen en Londenaars 16

zaterdag 25 april 2009

Dag 560 vVH&C

© Roger Cremers


090228 – De Auschwitztoerisme-foto waarmee Roger Cremers in de categorie ‘Arts and Entertainment’ een eerste prijs won in de jaarlijkse World Press Photo-wedstrijd jaagt mij op de kast.

In esthetisch opzicht is het beslist geen hoogvlieger. Een perspectief, het groen en het rood: heel veel valt er niet over te zeggen. Enkel de vreemde scheve richting waarin die twee staan te fotograferen lijkt iet of wat interessant.

Omwille van de ‘Arts’ kan deze foto het in de genoemde categorie niet halen, denk ik dan. Het trefwoord ‘Entertainment’ zal dan wel op de rode trainingspakken slaan zeker – ik mag hopen dat het niet de bedoeling is een bepaalde vorm van grappigheid te honoreren. Dat zou pas kwalijk zijn, we zouden ons dan helemaal in het La Vita è bella-register bevinden.

Bovendien blijkt uit niets uit de foto zelf dat we hier in het voormalige uitroeiingskamp van Auschwitz staan – of je zou de gebouwen moeten herkennen van andere foto’s of omdat je er zelf al eens bent geweest. Het is het onderschrift – ‘Poland, Auschwitz, 3 may 2008’ – dat duidelijkheid verschaft.

De foto kan eventueel een discussie uitlokken over de geschikte kledij om dit soort oorden te bezoeken. Maar hij zegt méér, vind ik. Hij toont ons, omdat die twee aan het fotograferen zijn, de onmogelijkheid om de ultieme gruwel in beeld te brengen. Je moet daar van áf blijven.

Als ik Roger Cremers’ hele reeks bekijk, ‘Auschwitz Toerisme’, wordt het me al helemaal wee te moede. Een gidse met opgestoken paraplu, een telefonerende chassidische Jood, een jongen die kop in kas met een fles water op een steen zit, een propvolle aankomende bus (die natuurlijk aan de veewagens refereert met behulp waarvan hier vroeger het transport werd verzekerd)… - en dat allemaal in hetzelfde decor. Ik snap wel wat Cremers wil zeggen, natuurlijk snap ik dat, maar mijn vraag is: is dit wel geoorloofd? Kun je dit máken, uitgerekend hier? En waarom, in godsnaam, wordt deze reeks, die nergens een méér dan inhoudelijke kwaliteit uitstraalt, bekroond?

Bij de fotograferende mensen die Cremers in beeld brengt, wordt het pas helemaal pijnlijk. Geen toeval dat uitgerekend zo’n foto door de World Press Photo-jury uit de reeks wordt geplukt. Wie mensen fotografeert die in Auschwitz staan te fotograferen, stelt natuurlijk zichzelf ter discussie. Misschien vind ik die foto met die twee rode mensen dan toch goed?

1754 / Londen en Londenaars 15

donderdag 23 april 2009

Dag 606 vVH&C

090414 en 090423 – Twee korte historische programma’s na elkaar. Allebei een halfuur, allebei gepresenteerd door een BV van de vrouwelijke kunne. In De film van mijn leven trekt Lieve Blancquaert met Patrick Jean, die er zelf vijftien jaar geleden in de voetsporen van Henri Storck een film maakte, naar de Borinage. Ze zoekt er enkele plaatsen en mensen op die in de film van Jean te zien zijn en maakt enkele foto’s. Want ja, ze is fotografe en fotografie, daar maken ze vandaag graag televisie mee. In Verloren land graaft Chantal Pattyn naar het oorlogsverleden van haar grootvader, een verzetsheld van de Eerste Wereldoorlog.

Beide programma’s zijn vederlicht. De historische relevantie is minimaal. De film van mijn leven heeft de verdienste dat het nog eens herinnert aan een meesterwerk van Storck, Verloren land heeft alles bij elkaar weinig te vertellen over de spionage-activiteiten van enkele West-Vlaamse boeren en de hoogspanningsdraad die het bezette België van het neutrale Nederland scheidde. Wat mij vooral stoorde is dat in beide programma’s de twee dames als het ware vóór hun onderwerp staan. Blanquaert showt haar rode laarsjes in de grauwe Borinage – rood op anthracietgrijs komt goed uit – en Pattyn maakt voor een nerveus zwalpende camera een zelfingenomen indruk. Interessante onderwerpen, zeker en vast, maar het is treurig dat we blijkbaar een bekende figuur (en een flatterende esthetiek) nodig hebben om er nog bij te geraken.

1752 / Londen en Londenaars 12

Tate Modern

Londen en Londenaars 11

Londen en Londenaars 10

woensdag 22 april 2009

Dag 604 vVH&C

[Uit een mail aan H.]

090413 – Algemeen moet ik zeggen dat de toestanden op Carrefour de l'Arbre (en jammer genoeg op steeds meer andere plaatsen) me absoluut niet aantrekken. De Vlaamse pensenkermis, de zattigheid, de geforceerde leute... Ik zeg niet dat er daar geen echte wielerliefhebbers tussen zitten maar het getuigt allemaal niet van veel respect voor de coureurs. Die moeten met de daver op het hart (en niet alleen, door toedoen van de kasseien, in de kloten en de armen) daardoorheen en het is wachten tot er iets ernstigs gebeurt, een zwaar accident of een regelrechte onsportieve koersvervalsing, vooraleer men daar zal moeten ingrijpen.

Bedankt voor de foto's en de livecommentaar via sms tijdens de wedstrijd. Ik geniet er nog altijd het meest van voor mijn tv. Hoste is inderdaad een pechkampioen, maar ik denk niet dat hij tegen Boonen opgewassen was - hij was trouwens maar met de grootste moeite tot in de kopgroep geraakt. Zijn reactie op tv ten aanzien van Flecha was niet bijzonder sportief. Alsof de Spanjaard speciaal Hoste een loer had willen draaien door tegen dek te gaan! Laat ons het er op houden dat Hoste gewoon ontgoocheld was. Je zou van minder, alweer een ereplaats, en dan nog de minst dankbare: net naast het podium.

Het duel Boonen-Pozzato was pure topsport. Heerlijk om te zien en hopelijk zuiver! En Pozzato toonde zich op de piste een sportieve verliezer.

1751 / Londen en Londenaars 9

dinsdag 21 april 2009

Dag 602 vVH&C

090411 – Het is een moegetergde Leterme die aan het luchtige programma Voor eens & voor altijd deelneemt. Spannende televisie. Je ziet hoe Tom Lenaerts beseft dat de ex-premier aan zijn welwillendheid is overgeleverd. Macht. De montage brengt intelligent Bart Peeters, aan de overkant van de tafel gezeten, in beeld. Aan de frons op zijn voorhoofd te zien beseft Peeters wat er aan het gebeuren is. Lenaerts speelt nog even met Leterme als een kat met een muis. ‘Hebt u echt maar drie vrienden?’ ‘Wat is het dieptepunt in de opeenstapeling van nederlagen de voorbije drie maanden?’ ‘Had u de pershetze die zou volgen op uw mislukte mediacomeback goed ingeschat?’ Tot drie keer toe zegt Leterme dat hij het onderwerp liever niet aansnijdt. Tot hij effenaf pissig sneert dat er nu echt wel een ander onderwerp moet komen of dat er geen onderwerpen meer zullen zijn. Alsof je zonder gezichtsverlies uit een amusementsprogramma kunt stappen als je weigert het spel mee te spelen: je ziet hoe Lenaerts ter plekke overweegt hoe ver hij nog kan gaan. Dan neemt het programma, dat op dat moment zeker niet luchtig meer is, toch nog een vrolijke wending. Peeters probeert – heel attent! – het ijs te breken en Leterme is clever genoeg om gul te lachen met Peeters’ grappen en grollen. Toch blijft op het gelaat van de geflopte premier een gepijnigde grijns zichtbaar. En wanneer dan eindelijk een eind is gekomen aan zijn kwelling, en de camera nog een laatste overzichtsshot maakt van de tafel waaraan de vier spelers nog even blijven zitten, zie je hoe de hij al meteen, de aftiteling is nog maar net beginnen te lopen, op zijn polshorloge kijkt – neen, een prettig evaluatiegesprekje met Lenaerts, Devliegher en Peeters zit er niet in. De exposurebuit is binnen, maar ze weegt niet op tegen de opgelopen averij.

1750 / Londen en Londenaars 8

zondag 19 april 2009

Dag 600 vVH&C

090412 – Voor het opstaan van de anderen lees ik wat in Krull. Thomas Mann op zijn best. Superieur ironisch. Ongenaakbaar virtuoos. En in zijn tijd nog moreel ongenaakbaar want er voelbaar gerust op dat het publiek zich niet zou storen aan de overduidelijke homo-erotische ondertoon die in deze schelmenroman meeresoneert. Ja zelfs dat het publiek het niet eens zou merken omdat het zoiets niet voor mogelijk achtte. De Tovenaar, superieur verschanst achter zijn status.

Ik bereid een Engels breakfast – ben daar eerst voor naar de winkel geweest: eggs, saucages and bacon mogen niet ontbreken. De witte bonen in tomatensaus hadden we al.
We maken een wandeling naar het kerkje en de begraafplaats er omheen. Tr struikelt over een van de half in de grond verzonken zerken. Onder een militaire grafsteen liggen broer en zus, twintig en 21 jaar, op dezelfde dag gestorven. Binnen in de kerk worden alle gesneuvelden uit het dorp en de omliggende dorpen geëerd. Een zekere Mr Spain is in Ieper gesneuveld, zijn naam staat, blijkens de notitie, op een van de muren van de Menenpoort. Ik schrijf daarover iets in het gastenboek van de kerk. Onder een notitie van een vrouw die iets schrijft over haar moeder die diezelfde ochtend gestorven is.

We ruimen het huis op en vertrekken over fraaie landwegen richting Rye. S, Tr en T bezoeken het stadje terwijl ik achter het stuur blijf zitten om een uiltje te knappen. Ik beland effectief in een soort van comateuze toestand, die overigens maar een paar minuten duurt. Dan is het weer tijd voor Krull. Terwijl ik wacht en lees passeren twee kleurige meisjes met al even kleurige reuzegrote zwembanden om hun middel.

In Dungeness bezoeken we The Atomic Garden van Derek Jarman. De regisseur wist dat hij niet meer lang te leven had en trok zich terug in dit stukje verlatenheid achter een kerncentrale aan de rand van het land. Met aangespoelde objecten maakte hij een tuin. Deze tuin werd uitvoerig gefotografeerd en gedocumenteerd en verwierf een soort van cultstatus. Nu ligt hij er verlaten bij, blootgesteld aan weer en wind en wellicht ook aan te opdringerige fans en aanbidders. Er blijft in elk geval niet erg veel meer van over en het lijkt erop dat er binnen een jaar of tien niets meer van te zien zal zijn. Het moet zijn dat Jarman het zo gewild heeft. Maar het loont nog steeds de moeite om tot hier te komen. Het oord ademt een heel speciale sfeer. Er staan barakken, er liggen sloepen op het keienstrand, er staat een vuurtoren, en in de verte doemt de kerncentrale op.

Bij guur weer moet het hier aardig spoken, dat kan niet anders. Wij komen op de site onder een stralende zon en er staat nauwelijks wind. We lopen even rond het huis. Echt veel is er niet te zien. Wanneer we op het punt staan te vertrekken, komt er net een hele groep aan. Ze maken een groepsfoto.

Op de parking voor de veerboot in Dover sla ik een praatje met twee Duitse motorrijders die net een trip in Engeland achter de rug hebben. Een van de twee, een man van een jaar of zestig, rijdt met een gloednieuwe Harley. Hij had nooit eerder met een motor gereden, zegt hij. Ik flatteer hem door te wijzen op de kracht die nodig is om het beestje in bedwang te houden, en op ‘die schöne Klänge’ die het produceert. De man glundert.

Op de boot evalueren we. We hebben vier mooie dagen gehad, zeggen Tr en S. Neen, zegt T, het waren er vijf.

1748 / Londen en Londenaars 5

Londen en Londenaars 4

zaterdag 18 april 2009

35 * 29,57 * 511

Met de wind mee tot Zandvoorde. Bij het keerpunt heb ik 30,5 gemiddeld op de teller staan. Vanaf dan is het doorbijten en proberen het ritme te houden. Dat lukt me aardig. Ik zie, door een verrekijker turend, een vogelaar achter het stuur van een in de berm geparkeerde Clio. En in de verte rijdt een grasgroene tractor met gele wieldoppen – hetgeen wonderwel accordeert mooi met de paardebloemen in de weiden. In Stalhille jubelen de klokken van de kerk: een huwelijk? In plaats van de Sint-Pieterskaai neem ik de Waggelwaterbrug, om vervolgens over de Buffelbrug Kristus-Koning te bereiken.

Droom # 18

De ervaring is zo heftig en realistisch dat ik mij enkel door wakker te worden in veiligheid kan brengen. Zoals de boot waarop ik zit plots is gebroken, zo ook mijn nacht: in twee stukken, een voor en een na de schipbreuk. De gedroomde ramp heeft in mijn droom een hele aanloop gehad met allerlei gebeurtenissen en ook met andere personages, maar de herinnering daaraan is in de hevigheid van de gedroomde maar daarom niet minder doorvoelde paniek verloren gegaan.

Het ging zo. Ik zit achterin de voor het overige volledig lege gelagzaal van de veerboot. Ik rol een sigaret van de roltabak die ik net heb gekocht. Waarom ik die tabak heb gekocht, is mij niet duidelijk: ik ben ex-roker – maar ik heb wel nog het draaien van sigaretten in de vingers.
Plots, we zijn nog niet ver van de afmeersteiger, zakt het gedeelte van de boot voor mij gewoon de dieperik in. Zo snel dat ik uit mijn stoel lijk te worden weggekatapulteerd. Ik kan mij aan mijn tafeltje vasthouden. De gesloten wand achterwand van het schip in mijn rug is nu het plafond geworden. Ik zie het water van onder mij op mij afkomen: waar de voorplecht heen is, weet ik niet maar ik weet wél zeker, met duizelingwekkende helderheid, dat de achterste helft van het schip, waarin ik als enige passagier lijk te zitten, verticaal naar de kabeljauwkelder zakt. Ik overweeg in die ene seconde welke vluchtroutes er open liggen, zie dat ik niet anders zal kunnen dan door het water naar de deur die ergens onder mij is te duiken, haal daarom heel diep adem en…

Een mens zou van minder wakker schieten.

Dag 599 vVH&C

090412 – Tijdens het ontbijt hebben we een gesprek over kleren. Mijn mening wordt ‘streng’ bevonden, oké, maar we hebben toch een gesprek? Is dat niet het belangrijkste? Niet het gelijk halen of het verkondigen van een eigen mening, maar wel dat er een uitwisseling van liefst uiteenlopende gedachten is, dat er een dialectiek tot stand komt waarmee ieder zijn voordeel kan doen. Ik begin daar steeds meer in te geloven: dat het er absoluut niet toe doet dat iets mijn mening is. Als ik gelijk haal, wat heb ik dan? Ik kan beter géén gelijk halen, dan kan ik tenminste nog mijn standpunt bijstellen. Vandaar dat ik in discussies nogal zwart-wit te werk ga. Ik dik mijn mening aan om het gesprek op gang te brengen, en loop daardoor natuurlijk het risico ‘streng’ over te komen.

Enfin, in dit gesprek gaat het over het voeren van merken op de eigen kleding, of van symbolen zoals de beeltenis van Che Guevara – en dat door jongeren die nauwelijks weten wie die man was en wat zijn verdiensten waren c.q. wat hij op zijn kerfstok had.

We vertrekken opnieuw naar Londen, komen aan in London Bridge Station. Wandeling op de Southbank. Boeiende en minder geslaagde hedendaagse architectuur.


De monumentale Tower Bridge. Op de andere oever komen we in een andere wereld. Eerst de luxe van de nieuwe jachthaven Saint-Katharine en de ongetwijfeld peperdure woningen er omheen, dan, via Whitechapel, waar we in Whitechapel Gallery nog een tentoonstelling van Isa Genzken meepikken (waarvan de draagwijdte aan mij voorbijgaat), naar Brick Lane: de currygeur slaat ons in de neus, dit is India en Pakistan. Aangetrokken door de leuke covers van de Pinguin-Great Ideas-reeks stappen we een boekenwinkel binnen. Ik koop er The Lamp of Memory van John Ruskin.

Wandeling door de City, langs Lloyds en de Komkommertoren. We eten een broodje in een pub en gaan dan verder naar Temple, de advocatenwijk. Zeer toepasselijk leidt Tr ons dan binnen in het Justitiepaleis, waar we in een van de Courts een rechtszaak bijwonen. Mr Stalato staat er terecht omdat hij in de periode van een voorwaardelijke invrijheidstelling (hij zat wegens een inbraak) recidiveerde. De rechter, een – hoe kan het anders – oude en wijze man, baant zich met zijn Oxford stabbering moeizaam een weg door artikelnummers, wetteksten en precedenten.

Covent Garden is een souvenirparadijs voor T. Ondertussen gaat S naar de National Gallery, Tr naar de boekenwinkel en ondergetekende naar The National Portrait Gallery, waar hij gecharmeerd wordt door enkele statieportretten, onder meer van de nog jonge Queen Elizabeth II, door Pietro Annigoni (1969). Om de tentoonstelling met portretten van Gerhard Richter te bezoeken, is het jammer genoeg te laat. Ik moet noodgedwongen vrede nemen met twee postkaartjes en ben te krenterig om de catalogus te kopen – wat ik me nu [090412] alweer beklaag. Hoewel.

In een cd-winkel nabij Covent Garden kan worden vastgesteld dat de geperste muziek hier veel goedkoper over de toonbank gaat dan bij ons. De nieuwe PJ Harvey bijvoorbeeld kost hier £ 9, terwijl ik hem vorige week in Brugge nog aan € 17,50 geprijsd zag. (1 £ = 1,14 €). Heel wat cd’s worden voor een pond of vijf gedumpt.

We kopen nog wat Britse lekkernijen bij Mark’s & Spencer en vertrekken met de metro…

…naar London Bridge Station, waar we nog net de trein richting Brighton halen. In Haywords Heath halen we een meeneemmaaltijd bij de Indiër – dat blijkt achteraf niet zo’n goed idee. We rijden op weg naar Horsted Keynes verkeerd, wat vreemd genoeg in de auto enige spanning genereert. Ik maak me uitermate zenuwachtig en mis daardoor ei zo na een bocht – wat wel bijzonder belachelijk zou geweest zijn.

We zijn allemaal een beetje moe, we gaan dus maar vroeg slapen – maar dat lukt met dat Indiaas voer niet al te best.

1747 / Londen en Londenaars 3

Driekleur (2)

Bij Dollymount verliet hij de weg en sloeg de richting van de zee in en toen hij de houden brug op liep voelde hij de dunne balken trillen onder de zware passen van lompe laarzen. Een troep Christian Brothers kwam net terug van de Bull en stapte nu twee aan twee de brug over. Weldra trilde en dreunde de hele brug. De grove gezichten passeerden hem twee aan twee, geel of rood of asgrauw gevlekt door de zee, en terwijl hij zijn best deed ze rustig en onverschillig aan te kijken, vlekte een flauwe blos van schaamte en medelijden zijn gezicht. Boos op zichzelf trachtte hij zijn gezicht aan hun blik te onttrekken door schuin omlaag te staren naar het ondiepe warrelende water onder de brug maar hij zag daarin toch nog een weerspiegeling van hun topzwaar zijden hoofddeksel, sjofel strookje collaar en slobberige kloosterkledij.

James Joyce, Een portret van de kunstenaar als jongeman, 212 (vertaling Gerardine Franken & Leo Knuth)

vrijdag 17 april 2009

Winkelwagenblues (6)

Dag 598 vVH&C

090411 – Als steeds vroeg op. Ik begin in Felix Krull, en lees daarna The Guardian, waarin een artikel van Madeleine Bunting over het zeer snel verdwijnende christelijke geloof in Engeland mijn aandacht trekt. Het geloof verdwijnt, is de teneur van het artikel, maar wat nu? Hoe vul je de leegte die daardoor ontstaat? De vraag sluit nauw aan bij de beginzin van de nieuwste Julian Barnes die ik een paar dagen geleden begon te lezen, Niets te vrezen: ‘Ik geloof niet in God, maar ik mis Hem.’ ‘More thoughtful sceptics warn that we should fear the consequences of the swift collapse of Britain’s major belief system’, schrijft Bunting. En ook dat, daarnaar gevraagd, slechts 20 procent van de Britten nog weten wat er op Pasen wordt herdacht.

Ik sla op de homecomputer ook even het internet aan en dat leert dan weer dat Volderke gisteren de Ronde van Vlaanderen heeft gewonnen en dat er een zware aardbeving was in Italië.

Na de middag maken we een wandeling van een uur of drie in de onmiddellijke omgeving. Het systeem van de Public Foothpaths is wonderlijk efficiënt. In een ‘Heaven Farm’ genaamde afspanning pauzeren we even. Er loopt wat pluimvee rond, een bijna 1 meter hoge haan trekt alle aandacht.

’s Avonds maak ik iets klaar met lamsvlees en risotto. We praten over originaliteit en de recente geschiedenis van Engeland. De drank maakt de sfeer uitgelaten. Bij het afwassen blijkt de in de collectie van de heer des huizes aangetroffen cd Graceland van Paul Simon zeer dienstig. We spelen een spelletje Scrabble, op verzoek van T in het Engels. Hij wint dankzij een 55-punter in de derdelaatste beurt met een afgeleide van het werkwoord ‘waive’.

1746 / Londen en Londenaars 2

donderdag 16 april 2009

Brief uit Bunnik (2)

Ik ontving een antwoord van JWL op mijn tweede brief naar Bunnik.

Dag 597 vVH&C

090411 – Doordat er op de lijn tussen Haywards Heath en Crawley werken worden uitgevoerd, moeten we met de auto tot in Crawley, waar we in het station Three Bridges de trein naar Londen nemen. Dat kost ons verrassend weinig: heen en terug £ 6 per persoon. Op de trein: de opgetutte pubermeisjes, zowat iedereen met phones of iPod bezig, de vrouw naast mij vult het ‘Bare Bones Crossword’ van The Mail on Sunday in. Daarbij moet zij behalve letters invullen ook vakjes zwart kleuren.

Aankomst in Victoria Station. We verlaten het station, komen op straat te staan. Onmiddellijk: het eigene van Londen. Waaruit bestaat dat eigene? Het zijn lijnen, perspectieven, de couleur locale, een dynamiek, de manier waarop het licht op de dingen valt. Je moet een schrijver zijn om het te kunnen beschrijven. Je moet daar je tijd voor nemen. Je moet eerst nauwkeurig observeren, noteren, onthouden. Je moet vatbaar zijn voor het specifieke, het eigene. Of als fotograaf: je moet dat specifieke licht kunnen zien alvorens je het vastlegt. Kijk naar al die fotograferende toeristen. Wat leggen zij vast? Zij fotograferen wat ze al wéten: elkaar en met iets bekends op de achtergrond. De Big Ben, de Tower Bridge, de Houses of Parliament, het Reuzenrad.
De goede fotograaf zal de stad anders zien. Maar wat hij in beeld brengt moet toch ook iets herkenbaars in zich hebben. Die Big Ben, bijvoorbeeld, mag toch ook niet ontbreken? Jawel, maar de betere fotograaf zal de Big Ben op een ironische manier in beeld brengen omdat het een versleten cliché is.
Bij het Royal National Theatre kijken we een tijdje naar kerels die van en tegen de muren springen – het schijnt een nieuwe rage te zijn: spidering, of zoiets. Gekanaliseerde testosteron. Als ze dat doen, denkt mijn steeds conservatievere zelf dan, doen ze een ander geen kwaad.

Een beetje verder springen gabbers met fietsen tegen pilaren en poseert een kerel met een piekhaarkapsel voor enkele meisjes die hun bewondering niet onder stoelen of banken steken.

In de Starbucks aan Strand prijst een plakkaat foutievelijk gespelde ‘Afica -coffee’ aan. We stappen even Saint-Paul’s Cathedral binnen – het buitenkomen, met het tegenlicht, spreekt mij meer aan.

Op de binnenplaats van Somerset House rusten we even uit. Ik kijk naar de kinderen die tussen de stralen van de ritmisch opspuitende fontein door over het plein lopen.

In Tate Modern...

…staat in de turbinehal de installatie ‘TH. 2058’ van Dominique Gonzales Foerster opgesteld, bestaande uit werken van onder meer Louise Bourgeois, Alexander Calder en Claes Oldenburg. En daaronder een tweehonderdtal blauw en geel geschilderde stapelbedden met telkens een boek op. Bij die boeken: het tegenwoordig opgeld makende 2666 van Roberto Bolaño, Luftkrieg und Literatur van WG Sebald en Un homme qui dort van Georges Perec.

Op een drafje, veel te snel natuurlijk, loop ik door enkele verdiepingen van de permanente collectie. Er zijn ook enkele kleinere tijdelijke tentoonstellingen. Zo is er een zaaltje gewijd aan Robert Frank – en daar ben ik vooral geboeid door enkele bladen met contactafdrukken van filmrolletjes die hij schoot voor zijn project The Americans. Het is een heel kwetsbare opstelling want je ziet welk geklungel aan die ene definitieve opname voorafgaat, ook bij een fotograaf die tot een van de allergrootste wordt gerekend.

In een zijstraatje van Strand treffen we een verteller aan die een hele groep op sleeptouw neemt. ’t Is een Harry Potter-wandeling, en het moet gezegd: die kerel weet zijn publiek te boeien.

Hij heeft een mooie, krachtige stem, waarmee hij boeiend vertelt: met spannende wendingen, uitgekiende pauzes, cliffhangers… Wanneer we de groep een kwartiertje later loslaten, spreekt een man ons aan. Hij gidst ook, en spreekt met misprijzen over zijn collega. He’s just pottering around. Is hij jaloers? Ik spreek ook even met een dakloze die plaats heeft moeten ruimen voor het gezelschap. Met zijn drie Aldizakken trekt hij de stad in, op zoek naar een rustigere plaats.

Na een biefstukmaaltijd (hoe zou het zijn met de gekke Britse koeien van een paar jaar geleden) trekken we via Piccadilly Circus (met de lichtreclames!) Soho binnen. Er is een straat met sexshops, en ik meen in enkele kortgerokte dames, rug tegen de muur en rechterhak op kniehoogte daartegen rustend, prostituees te herkennen. Via de gsm houden ze contact met de achterban. In een trendy Italiaanse zaak kopen we een stevig brood – dat ons de volgende twee dagen nog bijzonder goed zal smaken en dus zijn prijs (£ 6) zeker waard zal blijken te zijn. We drinken nog een pint in een pub met Spaans voetbal op de tv, waarna we naar Saint-Pancras Station trekken om Tr op te halen, die stipt met de Eurostar uit Brussel arriveert. Waarna we, nu met vier, de metro naar Victoria Station voor de trein richting Three Bridges. Dan is het nog een eind met de auto naar Horsted Keynes – maar ik doe dat wel graag, in het donker links rijden op die smalle Engelse wegen.

1745 / Londen en Londenaars 1

woensdag 15 april 2009

Dag 596 vVH&C

090411 – Vertrek om kwart voor negen naar Calais. We zijn ruimschoots op tijd voor de veerboot van kwart voor elf. Door het mistige Kanaal over te steken, winnen we een uur. Op de boot dringt de extreme materialiteit van het tuig waarmee wij varen tot mij door. Dat komt wellicht doordat wij, door de mist, niets anders zien dan de romp wanneer wij over de reling kijken. Het is alsof wij op onszelf worden teruggeworpen. Ik denk ook aan de bommenwerperpiloten die, na een lange raid over Duitsland, uitkeken naar de white cliffs. Die duiken pas heel laat, vlak voor we de haven binnenvaren, uit de mist op. Aankomst in Dover omstreeks half twaalf plaatselijke tijd.

We eten een English breakfast in een op dagjesmensen mikkend restaurant nabij het keienstrand van Hythe.

Alles ademt Amerika in het etablissement: de muziek, de foto’s van Elvis, de vlaggen met sterren en strepen, de nummerplaten uit verschillende staten aan de toog.

We rijden met Zappa in de cd-speler naar het kerkje van Lympne. Don’t eat that yellow snow. Dit is een postmoderne ervaring. Ik was 21 jaar geleden in Lympne. Ik herinner me de plek niet meer. Ik wéét het nog dat ik er geweest ben, en ik herken de plek van de foto’s die er zijn gemaakt, maar het gevoel van de plek is er niet meer. De fysieke herkenning van het oord – hoe moet je het omschrijven; het is iets anders dan een verzameling indrukken en weetjes. Het zit in de huid, het is zeer zintuiglijk. En het zit er dus niet meer.

In het kasteel naast de kerk is er een huwelijksreceptie aan de gang. Mensen komen aan. Gewone mensen die een inspanning hebben geleverd om zich chique uit te dossen. Mannen in feestkostuum, vrouwen met hoeden. De manier waarop ze hun kleding dragen verraadt hun lage komaf. Tussen de parking, waar ze hun al bij al ordinaire wagens achterlaten, en het feestoord zijn ze nog volop aan het schikken, bloesjes aan het rechttrekken, schouders aan het afborstelen. Dat doen ze ook bij elkaar, ten behoeve van elkaar, op aapachtige wijze.

Via Tenterden rijden we over de holle landwegen naar Hawkhurst. Onderweg zien we een Rolls Royce met nummerplaat JB007. In Hawkhurst houden we halt voor een koffie op het terras van The Queen’s Inn. Een aangeschoten mijnheer aan de tuintafel naast de onze wauwelt via zijn telefoon onze bestelling naar binnen door.

Vlak voor we onze bestemming in Horsted Keynes bereiken, waar we het huis van vrienden van Tr als uitvalsbasis voor twee dagen Londen en een dag wandelen door het prachtige Kentse landschap zullen betrekken, vinden we langs de weg nog een bank die uitkijkt over het uitgestrekte Heathland.

We blijven er een tijdje zitten kijken naar de wolken, we horen de vliegtuigen die al naar Londen afdalen.

Bij de kruidenier in Horsted Keynes – leverancier van basisproducten en kranten, dit is nog echt een ontmoetingsplaats voor de mensen van het dorp – slaan we het een en ander in voor de avond. Waarop we bij de buren de sleutel ophalen. Binnen in het huis treffen we een kat aan.

Die heeft in de hal op het vasttapijt gekakt. We profiteren van de laatste zon op het terras. We genieten van het gezang van de vogels en van de grasmaaier van de buren.

1744

De Panne – 090118

Straatfeest Gavere 3/3

dinsdag 14 april 2009

André Téchiné, La fille du RER

090401 en 090402 – In 2004 wendde een jonge vrouw uit een Parijse voorstad voor dat ze door jongeren was aangevallen. Het motief, zo insinueerde ze, was, hoewel ze zelf geen joodse was, antisemitisme. Pers, politie en publieke opinie hechtten geloof aan het verhaal. Men had niet meteen door dat de kerven in haar huid het resultaat waren van zelfverminking, en dat de hakenkruisen op haar buik door haarzelf met een viltstift waren aangebracht. André Téchiné snijdt in La fille du RER een thema aan met talloze weerhaken. Je dreigt ermee op alle mogelijke manieren in je eigen vel te snijden: antisemitisme, allochtone jongeren, werkloosheid, de problematiek van de voorsteden (’t is het meisje van de voorstadtrein, de RER, en niet van de TGV of de boemel tussen Rennes en Le Mans), de impact van de media op dat alles en hoe die worden gestuurd door vooroordelen en eropuit lijken deze aan te wakkeren, enzovoort… Er valt over dat alles veel te zeggen. Ik licht hier slechts één element uit de interessante manier waarop Téchiné het verhaal vertelt, het feit interpreteert en situeert, zijn stelling argumenteert. Het is een vormelijk element. De film bestaat zeer uitdrukkelijk uit twee, door middel van cijfers en titels van elkaar onderscheiden delen: ‘1. Les circonstances’ en ‘2. Les conséquences’. Dat viel me heel hard op en het kan niet dat Téchiné daar geen bedoeling mee had. Hij wil iets zeggen over de aard van de relatie tussen oorzaak en gevolg. De oorzaak in de film is de leugen van het meisje, het gevolg is een samenleving die in rep en roer staat: tot en met de president raakt erbij betrokken. Téchiné laat zien dat de gevolgen (‘les conséquences’) altijd de gevolgen zijn van een voorval dat zelf een gevolg is van de omstandigheden (‘les circonstances’) en dus – oorzakelijkheid is transitief – dat de gevolgen ook van de omstandigheden van het voorval de gevolgen zijn. Toegepast op het voorval dat het uitgangspunt vormt van La fille du RER: het toegenomen wantrouwen ten aanzien van voorstadjongeren en de aanzwellende paranoia van de joodse gemeenschap zijn het gevolg van een toevallige ontmoeting van een meisje dat geen werk vindt met een vlotte kerel die, achteraf, blijkt in een drugshandeltje verwikkeld te zijn. Waar te veel mensen samenzijn, in een grootstad bijvoorbeeld waarin te weinig plaats is zodat velen in banlieues moeten gaan wonen, en wanneer de communicatielijnen niet meer goed functioneren (mensen lopen of rolschaatsen met een koptelefoon rond, ze staan woordenloos naast elkaar te schudden in de metro en kunnen elkaar maar moeilijk verstaan door het lawaai van een passerende voorstadtrein, ze schrikken er niet voor terug elkaar te beliegen) – daar ontstaan dergelijke wanstaltige uitvergrotingen van schijnbaar onbenullige oorzaken tot een schier onoverkomelijk groot conglomeraat van gevolgen. Je kunt het maar begrijpen als je inziet dat de circonstances al even complex zijn, in elk geval veel complexer dan ze door de schematiserende media, die enkel onze vooroordelen kanaliseren, worden weergegeven. Aanvulling. Ik zei: ‘aanzwellende paranoia van de joodse gemeenschap’, maar – en dat is heel sterk van Téchiné – uitgerekend een vertegenwoordigster van die gemeenschap, en niet bepaald de meest sympathieke vertegenwoordigster, ventileert de stelling dat je zuinig moet zijn met het cultiveren van de Holocaust want het maakt ons blind voor kleiner verdriet. Met het sous-entendu dat het misschien dát is wat niet-joden de joden kwalijk nemen: niets van wat zij meemaken is in het licht van de Shoah groot genoeg om ernstig te worden genomen.

1743

Straatfeest Gavere 2 – 080713

maandag 13 april 2009

69 * 29,02 * 476

We vertrekken met zes wielervrienden van de zondagvoormiddag voor een mistige tocht in het segment van zes tot negen uur als je Brugge als de spil neemt van een denkbeeldige geografische wijzerplaat. Op de helling van Aartrijke – de 90 percent van de wereldbevolking die niet op een biljartlaken wonen zouden het niet eens als een helling herkenning – moet E al passen. Ik was bij hem gebleven en moet de vier anderen, die honderd meter vooruit rijden, de treurige tijding overbrengen: E heeft zijn kar gedraaid. Met vijf dus verder, door een wolk, langs Torhout, Kortemark, Ichtegem, Koekelare en all those places. Ik vermeld ze niet in de juiste volgorde, mijn kennis van de streek laat te wensen over. Ik zie enkel af en toe in de mist een gemeentebord opduiken maar heb ook ogenblikken dat ik absoluut niet meer weet waar wij ons bevinden. Handzame, Eernegem, Oudenburg… Daar kom ik weer op bekend terrein. De weg terug langs het kanaal is mij vertrouwd. Af en toe tijdens deze rit, die voor mij allervoorspoedigst verloopt want ik rijd niet in maar op een wolk, heb ik een gesprekje: met L over zijn reis naar Istanbul, met R over de psychologische toestand van de heer Leterme, met R over de leegstaande gebouwen van het bedrijf waarvoor hij werkt. Ik doe ook een deel van het kopwerk, voel me bijzonder goed. Het is de eerste keer dit jaar, en misschien wel in twee jaar, dat het fietsen me zo goed afgaat.

1742

Straatfeest Gavere 1 – 080713