dinsdag 7 april 2009

Microficties (4)

Decolleté

– Veel belang hebben de genitaliën voor mijn vrouw nooit gehad.

Ze heeft die van haar laten dichtnaaien. Ze hoopte dat er alleen maar een litteken van zou overblijven, dat dan uiteindelijk zonder een spoor achter te laten zou verdwijnen. Maar de natuur is hardnekkig en het geval ging onvermijdelijk weer open, zonder spoor van naad, wagenwijd als de snavel van een vogel die razend is omdat hij werd uitgehongerd door een vogelaar die, het gekweel beu, hem de bek had dichtgebonden met een eindje touw.

Mijn echtgenote is overigens zeer mondain. Op de recepties die zij organiseert loopt de hele bourgeoisie van ons honderdtwintigduizend zielen tellende stadje elkaar voor de voeten. De traiteurs kosten ons een bom geld, en dan moet je nog het orkestje betalen, en de gage van de personaliteiten van de lokale televisie want die zouden zich nooit gratis bij ons willen vertonen. Ik denk maar aan één ding: alle vrouwelijke genodigden neuken – ook al is het merendeel lelijk. Maar dan moet het natuurlijk mogelijk zijn dat ik met mijn geslacht in het hunne kan. Ik achtervolg ze in de gangen, schurk me tegen hun geparfumeerde lijven aan, lik hun halzen, kneed hun borsten, die ik uit hun decolletés pulk, eerst de ene en dan de andere.

Ik til zelfs hun jurk op, ruk hun slipje aan flarden en glijd het in de zak van mijn vest, waarna ik hen zonder mededogen penetreer – zoals ik het in pornofilms heb zien doen. Volgens mij zijn er bij die zich niet verzetten. De anderen durven niet te roepen omdat ze bang zijn dat ze mijn vrouw op stang zouden jagen – zie dat zij hen de volgende keer niet meer uitnodigt.

– De avonden die we alleen doorbrengen, spelen we schaak.

We zijn niet intelligent genoeg om strategieën te ontwikkelen, we kennen nauwelijks de spelregels, en uit verveling overkomt het me wel eens om al in het begin van de partij ‘schaak’ en ‘mat’ te roepen. Het enige wat we dan nog kunnen doen, is gaan slapen. Mijn vrouw kleedt zich uit, ontschminkt zich voor de wastafel. Ik ga op de rand van het bad zitten en bekijk haar. Ik heb een stijve, ik krijg de indruk dat ik een vrouw ben met een kunstpenis voor. Ik zeg haar dat ik naar haar verlang.

– Je bent gek.

– Toen we pas getrouwd waren, vrijden we nog.

– Je weet best dat seks voor mij niets méér is dan een slechte herinnering.

In de hoop dat hij zichzelf uiteindelijk als niet meer dan een schrammetje ziet en ermee instemt weg te schrompelen, besprenkelt ze, vooraleer ze in bed kruipt, haar geslachtsorgaan met mercurochroom.

Régis Jauffret, Microfictions 169-170 – mijn vertaling