Bij Dollymount verliet hij de weg en sloeg de richting van de zee in en toen hij de houden brug op liep voelde hij de dunne balken trillen onder de zware passen van lompe laarzen. Een troep Christian Brothers kwam net terug van de Bull en stapte nu twee aan twee de brug over. Weldra trilde en dreunde de hele brug. De grove gezichten passeerden hem twee aan twee, geel of rood of asgrauw gevlekt door de zee, en terwijl hij zijn best deed ze rustig en onverschillig aan te kijken, vlekte een flauwe blos van schaamte en medelijden zijn gezicht. Boos op zichzelf trachtte hij zijn gezicht aan hun blik te onttrekken door schuin omlaag te staren naar het ondiepe warrelende water onder de brug maar hij zag daarin toch nog een weerspiegeling van hun topzwaar zijden hoofddeksel, sjofel strookje collaar en slobberige kloosterkledij.
James Joyce, Een portret van de kunstenaar als jongeman, 212 (vertaling Gerardine Franken & Leo Knuth)